woensdag 28 september 2022

Dag 35 – dinsdag 27 september: Lone Pine – Las Vegas

Het eerste wat ik zag toen ik vanmorgen naar de wc liep: een grote zwarte hond. Met een baasje erbij dit keer. Ik vertelde het hele verhaal van gisteren, en hij excuseerde zich direct. Om er aan toe te voegen: ‘Dit is Arno, en hij is heel lief!’. Dat kon ik wel beamen, de vermeende beer liet zich met veel plezier achter de oren kroelen. Ach, en wij hadden wat te vertellen tenslotte.

Voor de laatste keer lieten we de matjes leeglopen en braken we de tent af. De slaapzakken kregen we met enige moeite weer in de zakken waarin ze geleverd waren, hoewel dat met het reuzenexemplaar van Bert wel enige moeite kostte. De stoeltjes gingen in hun foedraal, de kussens werden van de slopen ontdaan (die nemen we mee naar huis), de koelbox geleegd en schoongemaakt. Op het allerlaatst hadden we besloten niet de toeristische route naar Henderson te rijden, die we ook grotendeels al gereden hadden op weg naar June Lake, maar de gewone, saaie weg onder Death Valley langs te nemen. Eerst gingen we nog even ontbijten bij de Bakery in Lone Pine. We zaten er lekker buiten, in de schaduw, want het was alweer behoorlijk warm geworden. Het ontbijt was standaard, gewoon wat je overal krijgt. De prijzen waren dat echter niet. We waren $40 kwijt! En dan hadden we niets bijzonders. Maar goed, we konden er de rest van de dag weer tegen zo.

Achteraf waren we heel blij dat we de saaie weg hadden genomen. Het was weliswaar 310 mijl maar het was echt heel relaxt rijden, praktisch allemaal vierbaans en geen enkel oponthoud. Als we de andere kant om waren gereden hadden we daar beslist mee te maken gekregen. We reden allebei de helft, en om precies drie uur stonden we voor het huis van Heather om de spullen af te geven. Die was er nog niet dus we zetten de spullen eerst maar gewoon buiten, naast de voordeur. Een minuut of tien later kwam ze aanrijden. Er buitelden drie meisjes naar buiten die ons met grote ogen aankeken. We gingen mee naar binnen en, zo Amerikaans als het maar kan, we stonden meteen in de kamer. Aan gangen of een hal doen ze niet. Heather verzekerde ons dat ze een goede bestemming voor de spullen zouden vinden, en dat was precies de bedoeling. Na een uurtje gekletst te hebben vertrokken we weer en in de middagspits reden we naar het hotel. Daar kregen we een kamer op de begane grond (1e verdieping zeggen ze hier) wat heel fijn was. De auto konden we daar, vlakbij parkeren bij een zijingang, het sjouwen met onze bagage werd zo tot een minimum beperkt.

In de kamers stalden we alles uit, we hadden heel veel los meegenomen om het morgenochtend opnieuw in te kunnen pakken. Het leek wel een uitdragerij maar de ervaring leerde ons dat het altijd goedkomt. Voor een laatste hamburger liepen we naar een pub een stukje verderop. Daar waren we ook al vaker geweest, het eten is er van goede pubkwaliteit en de bediening is vlot. We namen allebei een andere burger, met frisse coleslaw erbij. Bert kreeg een lekker biertje, en bij elkaar waren we $35 kwijt. Minder dan het ontbijt vanmorgen.

Terug op de hotelkamer keken we eens naar de troep, besloten ons daar niets van aan te trekken en besteedden de tijd nuttig. Bert begon aan zijn twaalfde boek (of zoiets) en ik kon twee verhalen voor het blog afronden. Dat was gezien de gebrekkige internetverbinding afgelopen dagen niet gelukt. Groot voordeel hier: er zijn écht geen beren. Ook niet als hond vermomd.


Alabama Hills, tussen Lone Pine en de campground

The Cheshire Cat misschien?? Hij woont hier al járen!


Dag 34 – maandag 26 september: June Lake – Lone Pine

Het zal wel mee vallen, het komt bijna nooit voor. Ons zal het vast niet overkomen. Zo dachten we, tot vanmorgen. Het pakte iets anders uit.

De dag begon goed. We maakten de yoghurt op, schudden het laatste restje granola uit de zak en zetten nog één keer koffie. Daarna begonnen we met een eerste schifting: wat kon weg, wat moest naar de dochter van Carmen, wat namen we mee? Normaal gesproken rijden we de dag voor we vertrekken naar de Goodwill, de Amerikaanse kringloop, en geven daar alles af wat we niet meer nodig hebben. Dit keer hadden we afgesproken naar het huis van Heather te rijden, die in Henderson woont vlakbij het vliegveld van Las Vegas. Zij hebben een ontzettend groot netwerk en gaan ervoor zorgen dat de spullen goed terechtkomen. We hadden erg weinig etenswaren over, de inkoopcommissie had zijn werk goed gedaan. Maar wel spullen als kookstel, gastankje, afwasmiddel, koelbox, syrup en koffie. Morgen zouden daar de slaapzakken, kussens en handdoeken nog bijkomen.

Om half elf reden we weg van deze mooie plek. Echt een aanrader, zeker ook als je met kinderen bent. Het strand langs het meer is heerlijk om te zonnen, te zitten lezen en te zwemmen. Er zijn nog meer campgrounds maar die halen het qua ruimte en ligging niet bij deze, Oh Ridge geheten. Onze benzine was bijna op, maar Bishop konden we nog wel halen. Dat lag zo’n 50 mijl verderop. De prijzen bij June Lake en zeker ook iets verderop, bij de Tioga Pass (toegang tot Nationaal Park Yosemite) rezen de pan uit. We noteerden $7,75 per gallon! In Bishop zochten we de eerste de beste benzinepomp op en daar konden we tanken voor $5,50. Dat scheelde behoorlijk.

In Bishop zetelt ook een bakkerij, in 1938 gesticht door Erick Schat, van Nederlandse afkomst. De grondlegger is vorig jaar overleden, maar het bedrijf draait als een tierelier. Niet in de laatste plaats vanwege het ‘sheepherders bread’ dat gretig aftrek vindt en honderd keer lekkerder is dan het brood uit de supermarkt. Wij kochten er geen brood, we gaan tenslotte bijna terug naar huis en kunnen daar genoeg van onze gading vinden, maar dronken er een kop koffie op het terras. En ik weet niet hoe het komt, maar elke keer als we er zijn en willen afrekenen worden we geholpen door iemand die totaal ongeïnteresseerd en chagrijnig is. Zo ook nu. Gelukkig was de koffie lekker.

Bij aankomst op de gelijknamige campground in Lone Pine vielen twee dingen op. Ten eerste was het er warm, en dan bedoel ik écht warm, en ten tweede was de zon verdwenen. Eerst maar eens op zoek naar onze plek. Ook nu was het een verrassing, ik had zomaar iets geprikt op het kaartje van ‘recreation.gov’, waar je moet reserveren. Allemachtig, wat een schitterende plek! Uitzicht op de bergen rond Mt.Whitney, op de Denali in Alaska na de hoogste berg van de US. Heel licht, heel open. En ontzettend rustig. Oorspronkelijk hadden we hier een paar dagen geleden zullen staan, maar door de overstromingen in Death Valley moesten we ons programma aanpassen. Dat bleek nu heel goed geweest te zijn, onze buurman ter plekke vertelde dat ze erg veel regen hadden gehad die dagen. Dat was ook goed te zien, er was heel veel grond weggespoeld. Maar nu was dat voorbij en konden wij de laatste avond van onze trektocht. genieten van deze unieke plek.

Eten deden we in het dorp, zo’n 8 mijl verderop. Op aanraden van Marianne, Amerika-expert en veel te vinden op het Alles Amerika Forum, stapten we de draaimolen in. Deze Merry-go-Round was het domein van een Chinese familie die ons werkelijk een fantastische maaltijd voorzette. Allemachtig, wat had ik behoefte gehad aan verse groenten! We aten bijna alles op. Terug bij de tent waren we getuige van een wonderlijke zonsondergang. Het leek wel of de bergen in brand stonden. Onze buurman sprak van een zeer bijzonder natuurverschijnsel en dat zou best eens kunnen.

Later stookten we al het hout op dat we nog hadden en keken we terug op afgelopen vijf weken. Toen, in het donker, gebeurde het. Ik keek, keek nog een keer, en ja hoor, een beer! Een zwarte. Op vijf meter van onze tent. Dat is het laatste wat je wilt. In een reflex riep ik ‘in de auto!’ Want veilig is het dan niet meer buiten. De verhalen van mensen die in hun tent aangevallen werden doken in een split second op in mijn hoofd. Terwijl we naar de auto renden zochten mijn ogen de beer. Waar was hij?? Opeens zag ik hem weer, vlakbij. Maar…beren hebben toch geen staarten? Huh? Wat was het dan? Ik keek nog eens goed. Het beest huppelde nu gelukkig de andere kant op. Verrek, het leek wel een hond! Een grote zwarte hond. Een wilde dan waarschijnlijk, alle honden op het terrein lopen keurig aan de lijn. Pfff.

Voor alle zekerheid lieten we alles wat maar enigszins beervriendelijk was (en dat is veel: zelfs tandpasta en paracetamol vinden ze heerlijk) in de auto. Want een confrontatie midden in de nacht, daar hadden we toch niet zoveel zin in. Misschien dat er toch beren met staarten bestaan...

Voor de laatste keer de matjes opblazen....


....en de pennen in de grond slaan







Dag 33 – June Lake (Bodie)

Naar schatting ongeveer de helft van het terrein, dat totaal iets van 165 plaatsen heeft, was bezet door tenten. De andere helft door RV’s, in soorten en maten. Maar vanochtend was het zondag, en dan gaan er heel veel mensen terug naar huis. Wij niet, wij mochten nog een nachtje blijven. We waren dus benieuwd wat we aan zouden treffen het eind van de middag, als we weer terug waren van ons uitstapje.

Het doel van vandaag: een bezoek aan het spookstadje Bodie. Twaalf jaar geleden waren we daar ook. Toen vielen we, geheel toevallig, met de neus in de boter: het was kennelijk Memorial Day voor Bodie, en er liepen talloze mensen rond in de kleding uit eind 19e eeuw. Dat gaf het geheel een leuk authentiek namaaktintje, want geloof maar niet dat men er toen zo fris en vrolijk bijliep. Maar goed, het was aardig om te zien. Vooral Bert maakte veel foto’s, ik iets minder. Smartphones waren er nog niet of nauwelijks, in elk geval hadden wij gewone fototoestellen bij ons. Helaas werd dat van Bert de dag erop gestolen, op een camping iets ten noorden van Yosemite. Het hele verhaal is na te lezen op ons blog van 2010. Nu waren er slechts gewone bezoekers.

Het stadje is vergeleken met 2010 niet meer helemaal in oude staat, verschillende daken zijn inmiddels vernieuwd. Maar het overgrote deel is nog precies zoals het achtergelaten is in 1942, toen er voor het laatst naar goud en zilver gezocht werd. Het moet een keihard leven geweest zijn, ver van de bewoonde wereld. In de winter lag er meters sneeuw en er was geen enkele mogelijkheid tot veilig transport. Ook heel opmerkelijk: in het hele stadje is geen schaduw te vinden. Redelijk rampzalig in de hete zomers. Nu was dit een verlaten stadje, maar als je door dit land rijdt en met name door de Indian Preserves, kun je je niet aan de indruk onttrekken dat er nog steeds mensen zijn die in erbarmelijke omstandigheden leven. Al heeft iedereen tegenwoordig een smartphone en toegang tot internet, dat zegt verder niets over huisvesting en inkomsten. Ook de enorme afstanden spelen daarbij een rol. Soms moet men een halve dag rijden om ook maar in de buurt van een winkel of supermarkt te komen. Dat is meteen de reden dat de benzine hier vergeleken met bij ons goedkoop is. Hoewel ook dat aan het veranderen is, we kwamen al prijzen tegen van $7,50 per gallon waar het voorheen maximaal $4,50 was. Openbaar vervoer is echter absoluut geen optie, dat is er gewoon niet (behalve in de stedelijke gebieden).

Over vervoer gesproken, de wegen liggen hier bezaaid met stukken autoband. Ik heb er zeker al eens over geschreven, maar het blijft opvallen. Er worden hier kennelijk erg veel banden gecoverd en mijn boerenverstand zegt dat je er dan met de hoge temperaturen op kunt wachten tot dat misgaat.

Goed, we waren in Bodie en hebben daar zo’n twee uur rondgelopen. Bert ging met z’n foto’s in de herkansing, en ik kwam erachter dat het reuzegoed werkte als je je telefoon tegen een raam aandrukte om een foto te maken. Dan zag ik meer dan als ik er zelf doorheen probeerde te kijken. Nadat we genoeg gezien hadden reden we terug via Mono Lake. Ook daar waren we in 2010 al geweest, het verhaal wordt eentonig. Alleen duurde het deze keer even voor we de goede afslag gevonden hadden. Er was een parkeerplaats waar we $3 moesten aftikken voor een plekje. Natuurlijk. Money makes the world go round, nietwaar? De waterstand in het meer was ook hier dramatisch gedaald, goed zichtbaar door de peilstok waar het water niet eens tot de onderkant kwam. Het is een zoutmeer met een zoutgehalte dat twee maal zo hoog is als dat van de zee en meer dan een miljoen jaar oud. Het zoutgehalte is ontstaan doordat zouten en mineralen in water uit de bergen is meegenomen. Het zoete water verdampte, de rest bleef over. Wat het verder zo bijzonder maakt zijn de zogenaamde tufa’s, tufsteen torens van calciumcarbonaat die zich gevormd hebben. In en om het meer is heel veel leven te vinden, het stikt er van de vogels. De vorige keer waren er ook ontzettend veel meeuwen, die vermoedelijk een beetje in de war waren en dachten dat ze bij zee zaten. Hele kolonies, die er met groot genoegen voor zorgden dat alles van een witte ‘verf’laag werd voorzien. Nu zagen we er geen enkele. Verder herinnerde ik me dat er een wandelroute over een plankier was, maar ook dat zagen we niet. Goed, we maakten wat foto’s en reden terug naar de tent. Om er na een paar honderd meter achter te komen dat we nog een stukje verder door hadden moeten rijden voor de juiste afslag naar het Mono Bassin…Maar we geloofden het wel. We wilden lekker bij de tent zitten met ons glaasje wijn, voor het laatst zelf koken ook.

Onze buren waren vertrokken, en niet alleen zij, maar álle tenten waren weg! De RV’s en campers die nog over waren hoorden toe aan mensen die buiten de schoolvakanties langer weg konden. Helemaal alleen stond ons tentje ons dus op te wachten. Na het eten kregen we als toetje een fenomenale wolkenlucht te zien, werkelijk grandioos. Het vuur ging aan, wat niet eens echt nodig was want het was lang zo koud niet meer, en wij prezen ons gelukkig. Met deze reis, met een fantastische ervaring én met onze tent. Dat jullie het even weten.
























maandag 26 september 2022

Dag 32 – zaterdag 24 sept: June Lake

Het was half acht ’s morgens, en mijn ochtendwandeling zat er al op. Ik had nog geprobeerd weer in slaap te vallen, maar toen dat niet lukte trok ik alle warme kleding aan die ik had, zette mijn muts op en liep naar het meer. Het was een minuut of twintig lopen naar beneden, en tot mijn verbazing was ik niet de enige maar waren er nog enkele diehards die hetzelfde idee hadden gekregen. Ik maakte wat foto’s, de zon piepte net over de bergen. De eerste kajakker was ook al onderweg voor een sportieve start van de dag.

Toen ik terugkwam bij de tent dansten er tientallen piepkleine en watervlugge chipmunks om me heen, blij als ze waren dat ik weer terug was natuurlijk. Het is zo’n komisch gezicht, ze zijn superbewegelijk en klimmen bijna in je benen. Dat moet maar niet, want het zijn en blijven knaagdieren die nogal wat ziektes kunnen overbrengen. Het lukte me niet ze voor de lens te krijgen, ze zijn gewoon te snel. Ik zette alles klaar voor de koffie, maakte Bert wakker en de dag kon beginnen.

Omdat we een paar pittige reisdagen achter de rug hadden besloten we het vandaag rustig aan te doen. Ik schreef wat, Bert deed de afwas die we voor het gemak maar in de berenbox hadden laten staan en we namen nog een bak koffie. ’s Middags reden we naar de Panum Crater, hier een klein half uurtje vandaan. Daar liepen we een stuk van de Rim trail, erg mooi. Eigenlijk wilden we daarna nog naar Mono Lake, maar op een of andere manier misten we de afslag. Ach, dan morgen maar. In plaats daarvan reden we nu de June Lake Loop, die voert je langs de verschillende meren zoals Silver Lake, Gulch Lake en, hoe verrassend, June Lake. Onderweg lunchten we met crackers en smakeloze plakjes kaas, die om dat te verbloemen opgeleukt waren met scherpe jalapeño pepers. Daardoor proefde je verder niets meer. Tja, ook een manier om je product te verkopen. We raakten aardig door onze voorraden heen en dat was precies de bedoeling. In de koelbox zit, naast nog een paar plakjes van de kaas, alleen nog wijn, een beetje boter - we kopen altijd een heel pakje en hebben dan aan het eind nog steeds de helft over, zo ook nu –, yoghurt en Gatorade (sportdrank met elektrolyten).

Tegen vijven waren we terug op de campground. Het is vermakelijk te zien hoe grote families hun tenten op één plek proppen (je betaalt per plek) en vervolgens hun hele hebben en houden op en onder de picknicktafel zetten. Er wordt uitgebreid gekookt, gebarbecued, heel veel gepraat en gelachen. Een stuk verderop was ook zo’n familie, en die hadden er voor de gezelligheid muziek bij aan. Maar, en dat is hier zo opvallend, niet te hard. Totaal niet storend. ’s Avonds om negen uur is het overal doodstil. Dan is het pikkedonker want aan verlichting doen ze niet op deze terreinen, dus de nacht valt in volle hevigheid over je heen en dat werkt natuurlijk ook rustgevend.

Om de kou te trotseren (hoewel het minder erg was dan gisteren) maakten we deze keer wel een vuurtje, dat brandde werkelijk als een tierelier. We zaten erbij tot ook het laatste grote blok uit elkaar gevallen was. Heerlijk. Een flinke plens water maakte een einde aan de sessie, je moet het vuur hier altijd met water uitmaken. Nu was het de kunst de warmte vast te houden in de slaapzak. En mocht ik weer vroeg wakker worden, een ochtendwandeling is hier een feestje!

Panum Crater.....

....de Rim trail

Doorkijkje vanaf de rim trail naar Mono Lake

Sneeuw op de bergen van Yosemite

Alweer een prachtplek, bij June Lake


Chipmunk

Kajakker op weg naar het meer

June Lake in de vroege ochtend

zondag 25 september 2022

Dag 31 – vrijdag 23 september: Amorgosa Valley – June Lake

Alsof we in de cakewalk op de kermis zaten, en dat urenlang. Zo was het gisteren. Maar ik loop op de zaken vooruit.

Om half zeven stond ik al buiten de tent om dat wonderlijke woestijnlandschap in me op te nemen en nog wat foto’s te maken. Ik zou er niet zo snel langer dan een nachtje boeken, er is nauwelijks iets anders te doen in de niet eens zo directe omgeving dan Death Valley bezoeken, maar voor een enkele overnachting was het werkelijk perfect. Zo anders dan alle andere kampeerplekken die we ooit mee hebben gemaakt.

Om half elf reden we richting van dat voornoemde park. Het was verder weg dan we dachten, we waren eigenlijk een beetje vergeten hoe groot de afstanden daar zijn. Maar eenmaal op de bestemming aangekomen had het nog niets van z’n betoverende werking verloren. Wat een kleuren, wat een verscheidenheid aan vormen! En voor de verandering ook eens niet zo bloedheet, wel zo lekker. Bij de officiële ingang, waar je voor je toegang kunt betalen als je nog geen All America Pass hebt, hing een kaartje met daarop in geel gemarkeerd de wegen die open waren. Vanwege heftige overstromingen was een groot deel van het park nog steeds onbegaanbaar. Helaas bleek niet alleen de 190 gestremd voor doorrijden naar Lone Pine, maar ook de 374 naar Beatty was nog gesloten. Dat betekende voor ons straks 100 km omrijden. We hadden de stille hoop gehad dat er inmiddels iets meer open was maar nee dus. Nu ja, niets aan te doen. Toch eerst maar een paar hoogtepunten bezoeken, wat dat aangaat viel er nog best veel te zien. Als eerste stopten we bij Zabriski Point. Dat is wel een van onze favorieten en ook nu weer werden we geraakt door de verscheidenheid aan kleuren. De parkeerplaats was op een enkele auto na leeg, mooi. Maar we waren nog niet boven of er kwam een bus aangereden die een lading Duitsers uitspuugde. Gevolgd door een andere bus, en nog een. Hijgend en puffend werkten deze mensen zich naar boven, duidelijk niet gewend aan enige inspanning. We manoeuvreerden er een beetje doorheen, en nadat zij allemaal hun selfies hadden gemaakt konden we een flink aantal mooie plaatjes schieten. Beneden was de parkeerplaats opeens helemaal vol.

Onze volgende gang was naar Artists Palette, daar rijd je in een loop van zo’n 12 kilometer doorheen. Natuurlijk zijn er de nodige itzichtpunten te vinden. Schitterend! Kopergroen, geel, rood en alles daartussenin schreeuwden om het hardst om onze aandacht. We hadden nog wel veel langer willen blijven maar het was inmiddels al tegen half twee en we hadden nog een flinke rit voor de boeg. Toch maar teruggereden dus, hoewel we nog een aantal keren uitstapten voor nóg maar een foto. Opeens liep hij daar. Eenzaam en vermagerd, al aardig op leeftijd zo te zien. We kregen medelijden met hem en hadden hem graag een lift gegeven, maar of hij daar nu zo blij van zou zijn geworden… Wat moet een coyote tenslotte in de achterbak van een auto, bij die enge diersoort-op-twee-benen??

Met nog 450 km voor de boeg was het wel aanpoten geblazen. De navigatie gaf aan dat we om 17.15 op de Oh Ridge campground bij June Lake, dat ligt tegen Yosemite aan, zouden arriveren. Acceptabel. Helaas was hierbij geen rekening gehouden met het fenomeen ‘Road work ahead, expect delays from 30 minutes’. Het eerste deel van de weg was ronduit saai te noemen. Echt niks aan, en ook druk met werkverkeer. Toen we eenmaal van de 95 afdraaiden, de 266 op, werd het beter. Ik had het stuur overgenomen want de auto gaf een piepje dat de bestuurder pauze moest nemen. Die tijd hadden we niet, dus we gooiden er snel wat Gatorade uit de koelbox in en dóór. Gelukkig hadden we wel heel goed ontbeten.

Er is een weg, die heet de Loneliest Road, Interstate 50, 660 km lang en loopt van west naar oost, ruwweg gezegd. Nou, we kunnen daar nu wel een paar aan toevoegen. Ik noemde al de 266, maar ook de 120 kan er wat van. Urenlang hebben we gereden zonder ook maar één auto tegen te komen. Op de 266 nog een paar, maar op de 120 echt geen één. Die laatste manifesteerde zich als de ultieme test voor de cakewalk op de kermis. We gingen ik-weet-niet-hoeveel keer naar boven en naar beneden, en als je naar boven reed wist je nooit wat erachter kwam dus lekker de vaart erin houden was lastig. Intussen begon het al wat te schemeren, en we schoten voor ons gevoel geen meter op. Tot we, om 18.20, eindelijk op de hoofdweg kwamen, de 395. Toen was het nog 15 kilometer en toen waren we er eindelijk. Nog net licht genoeg om de tent op te zetten, voor het koken van ons potje hadden we echt de lamp nodig. Een lange dag was het geweest, en we hadden de pijp wel uit. Hoewel het koud was lieten we zelfs het vuurtje voor wat het was. Morgen maar weer. We blijven hier in elk geval drie nachten, willens en wetens de kou trotserend. Dromend van de cakewalk vannacht.







Onder zeeniveau!








En toen liep hij ons wéér voor de voeten/wielen