Voor de laatste keer lieten we de matjes leeglopen en braken we de tent af. De slaapzakken kregen we met enige moeite weer in de zakken waarin ze geleverd waren, hoewel dat met het reuzenexemplaar van Bert wel enige moeite kostte. De stoeltjes gingen in hun foedraal, de kussens werden van de slopen ontdaan (die nemen we mee naar huis), de koelbox geleegd en schoongemaakt. Op het allerlaatst hadden we besloten niet de toeristische route naar Henderson te rijden, die we ook grotendeels al gereden hadden op weg naar June Lake, maar de gewone, saaie weg onder Death Valley langs te nemen. Eerst gingen we nog even ontbijten bij de Bakery in Lone Pine. We zaten er lekker buiten, in de schaduw, want het was alweer behoorlijk warm geworden. Het ontbijt was standaard, gewoon wat je overal krijgt. De prijzen waren dat echter niet. We waren $40 kwijt! En dan hadden we niets bijzonders. Maar goed, we konden er de rest van de dag weer tegen zo.
Achteraf waren we heel blij dat we de saaie weg hadden genomen. Het was weliswaar 310 mijl maar het was echt heel relaxt rijden, praktisch allemaal vierbaans en geen enkel oponthoud. Als we de andere kant om waren gereden hadden we daar beslist mee te maken gekregen. We reden allebei de helft, en om precies drie uur stonden we voor het huis van Heather om de spullen af te geven. Die was er nog niet dus we zetten de spullen eerst maar gewoon buiten, naast de voordeur. Een minuut of tien later kwam ze aanrijden. Er buitelden drie meisjes naar buiten die ons met grote ogen aankeken. We gingen mee naar binnen en, zo Amerikaans als het maar kan, we stonden meteen in de kamer. Aan gangen of een hal doen ze niet. Heather verzekerde ons dat ze een goede bestemming voor de spullen zouden vinden, en dat was precies de bedoeling. Na een uurtje gekletst te hebben vertrokken we weer en in de middagspits reden we naar het hotel. Daar kregen we een kamer op de begane grond (1e verdieping zeggen ze hier) wat heel fijn was. De auto konden we daar, vlakbij parkeren bij een zijingang, het sjouwen met onze bagage werd zo tot een minimum beperkt.
In de kamers stalden we alles uit, we hadden heel veel los meegenomen om het morgenochtend opnieuw in te kunnen pakken. Het leek wel een uitdragerij maar de ervaring leerde ons dat het altijd goedkomt. Voor een laatste hamburger liepen we naar een pub een stukje verderop. Daar waren we ook al vaker geweest, het eten is er van goede pubkwaliteit en de bediening is vlot. We namen allebei een andere burger, met frisse coleslaw erbij. Bert kreeg een lekker biertje, en bij elkaar waren we $35 kwijt. Minder dan het ontbijt vanmorgen.
Terug op de hotelkamer keken we eens naar de troep, besloten ons daar niets van aan te trekken en besteedden de tijd nuttig. Bert begon aan zijn twaalfde boek (of zoiets) en ik kon twee verhalen voor het blog afronden. Dat was gezien de gebrekkige internetverbinding afgelopen dagen niet gelukt. Groot voordeel hier: er zijn écht geen beren. Ook niet als hond vermomd.
Alabama Hills, tussen Lone Pine en de campground |
The Cheshire Cat misschien?? Hij woont hier al járen! |