Het kan dooien of het kan fleecen, zei Bert. Om maar even aan te geven dat het wel koud was geweest vannacht. Ik schat zo iets van een graad of vijf. Goed, komende nacht dus maar aan de thermokleding, die hebben we tenslotte niet voor niets meegenomen.
Om acht uur stonden we op, het was alweer lekker warm aan
het worden. In het zonnetje dronken we onze eerste kampeerkoffie van deze
vakantie, dat is altijd een bijzonder moment. Daarna haalden we alle tassen
overhoop om ons opvouwbare afwasteiltje te zoeken dat we ALTIJD meenemen.
Behalve deze keer dus…onvindbaar. Nou ja, dan maar een plastic exemplaar kopen
bij de Walmart. Ik heb thuis een lijst met wat er mee moet, onbegrijpelijk dat
ik dit gemist had. Nog iets geks: ik heb sinds enkele jaren ook een lijst met
wat er aan kleding mee moet. Dat is reuze handig want we namen vaak toch weer
teveel mee. Maar deze keer had ik toch opeens een shirtje en een korte broek
extra in mijn tas zitten die ik thuis al gezocht had maar niet gevonden. Hoe
dat kan? In een van de zijvakjes van Berts rugzak vond ik die terug. Ze hebben
daar een heel jaar ingezeten ;)
Toen de tassen weer ingepakt waren
en de spullen in de auto nog even herschikt, reden we het park in. Het is niet
groot maar wel erg de moeite waard! Bij de Alpine trail stapten we uit om wat
rond te kijken. Ik zag dat er een korte trail was, van 2 mijl, die ook vrij
makkelijk was en niet al te veel hoogteverschillen had. En omdat het met mijn
enkel steeds beter ging besloten we een klein stukje ervan te lopen. En nog een
stukje. En toen nog een stukje. Totdat we bij een schitterend meertje kwamen,
Alpine Pond. Dat was al halverwege de wandeling. Kortom, we hebben het
uitgelopen en mijn enkel deed wonderlijk goed mee! Ik heb echt veel geluk
gehad, het had heel anders kunnen uitpakken. Overigens heeft diezelfde enkel,
met toen behoorlijk ernstig letsel – ik maakte een flinke val van een paard, in
de middle of nowhere ook nog – Bert en mij tot elkaar gebracht. Het voert te
ver dat hier allemaal uit te leggen maar wie het naadje van de kous wil weten
komt maar eens een glas wijn drinken.
Daarna reden we het hoofd van
Brian op, ofwel Brian Head Peak. Ligt op meer dan 3350 meter hoogte en bood een
fenomenaal uitzicht op de omgeving. Ik vroeg me wel af wat er met de rest van
het lichaam gebeurd was maar dat moeten we bij gelegenheid maar eens aan het
team van Monty Python vragen ( de makers van de geweldige film en hilarische
film ‘Life of Brian’, met o.a. de beroemde song ‘Always look at the bright site
of life’). Tot slot reden we nog naar het laatste uitzichtpunt voor een
fenomenale blik op de rode rotsformaties.
Brian Head vanuit de verte |
Bij de tent hadden we buren
gekregen. Een familie met vier kinderen had de RV betrokken. De vader hees zijn
jongste zoontje net in een camouflagepak, een oudere jongen had er al een aan
net als zijn vader. Ze hesen wat geweren op hun rug, stapten in een grote
pick-up en vertrokken. Wat zouden die gaan doen? Je krijgt allerlei rare fantasiën...Moeder bleef met twee andere
kinderen en de hond achter. De kinderen sprokkelden hout, en na een half uurtje
brandde er een geweldig vuur. Niet echt overbodig, want het was alweer koud aan
het worden. Net toen we bij wijze van toetje koffie aan het zetten waren kwam
het meisje naar ons toe om ons uit te nodigen voor het vuur. Nou, dat lieten we
ons geen twee keer zeggen! Zelf hadden we nog geen hout gekocht namelijk.
Gewapend met het bord vol muffins van Lilly schoven we met onze stoelen aan bij
het houtvuur. Natuurlijk stelden we ons voor, maar de familie was niet erg
spraakzaam. Zo makkelijk als het met de mensen in Cathedral Gorge ging, zo
moeilijk was het nu om een gesprek gaande te houden. We deden vreselijk ons
best maar het hielp niet echt. Ik vroeg wat de vader en de jongens aan het doen
waren: die waren op jacht. Ze wilden een Wapiti-hert (een Elk) schieten, en dat
aten ze dan op. Nou ja, niet meteen natuurlijk, maar ze vroren het in. Dat was
wel een rare gedachte, hoewel het duizenden malen diervriendelijker is dan het
vlees uit de bio-industrie wat verpakt als worstjes en aldus onherkenbaar in de
supermarkt ligt. Toen vader en zoons terug kwamen, zonder hert overigens, deden
we nog een paar nieuwe pogingen een soort van conversatie op gang te krijgen.
Het lukte enigszins maar bleef moeizaam Ze vertelden wel dat ze uit Californië hierheen verhuisd waren, dat wil zeggen naar Cedar City. De RV was voor hen een zomerhuisje waar ze elk weekend heengingen, tussen eind juni en begin oktober (afhankelijk van de sneeuw). Om negen uur leek het ons precies
het juiste moment naar de tent te gaan en daar nog wat te lezen. We waren heerlijk doorgewarmd. Zij braken ook
de boel op en dat was dat.