dinsdag 3 september 2019

Zondag 1 september – dag 8: Cedar Breaks

Eerst even ter geruststelling: we zitten regelmatig in een zone zonder bereik. Dat betekent dat er soms een paar dagen geen update geplaatst kan worden, maar zodra we ergens stabiel internet hebben zet ik nieuwe posts online!

Het kan dooien of het kan fleecen, zei Bert. Om maar even aan te geven dat het wel koud was geweest vannacht. Ik schat zo iets van een graad of vijf. Goed, komende nacht dus maar aan de thermokleding, die hebben we tenslotte niet voor niets meegenomen.
Om acht uur stonden we op, het was alweer lekker warm aan het worden. In het zonnetje dronken we onze eerste kampeerkoffie van deze vakantie, dat is altijd een bijzonder moment. Daarna haalden we alle tassen overhoop om ons opvouwbare afwasteiltje te zoeken dat we ALTIJD meenemen. Behalve deze keer dus…onvindbaar. Nou ja, dan maar een plastic exemplaar kopen bij de Walmart. Ik heb thuis een lijst met wat er mee moet, onbegrijpelijk dat ik dit gemist had. Nog iets geks: ik heb sinds enkele jaren ook een lijst met wat er aan kleding mee moet. Dat is reuze handig want we namen vaak toch weer teveel mee. Maar deze keer had ik toch opeens een shirtje en een korte broek extra in mijn tas zitten die ik thuis al gezocht had maar niet gevonden. Hoe dat kan? In een van de zijvakjes van Berts rugzak vond ik die terug. Ze hebben daar een heel jaar ingezeten ;)

Toen de tassen weer ingepakt waren en de spullen in de auto nog even herschikt, reden we het park in. Het is niet groot maar wel erg de moeite waard! Bij de Alpine trail stapten we uit om wat rond te kijken. Ik zag dat er een korte trail was, van 2 mijl, die ook vrij makkelijk was en niet al te veel hoogteverschillen had. En omdat het met mijn enkel steeds beter ging besloten we een klein stukje ervan te lopen. En nog een stukje. En toen nog een stukje. Totdat we bij een schitterend meertje kwamen, Alpine Pond. Dat was al halverwege de wandeling. Kortom, we hebben het uitgelopen en mijn enkel deed wonderlijk goed mee! Ik heb echt veel geluk gehad, het had heel anders kunnen uitpakken. Overigens heeft diezelfde enkel, met toen behoorlijk ernstig letsel – ik maakte een flinke val van een paard, in de middle of nowhere ook nog – Bert en mij tot elkaar gebracht. Het voert te ver dat hier allemaal uit te leggen maar wie het naadje van de kous wil weten komt maar eens een glas wijn drinken.  

Aanduiding van mogelijkheid tot wildkamperen








Daarna reden we het hoofd van Brian op, ofwel Brian Head Peak. Ligt op meer dan 3350 meter hoogte en bood een fenomenaal uitzicht op de omgeving. Ik vroeg me wel af wat er met de rest van het lichaam gebeurd was maar dat moeten we bij gelegenheid maar eens aan het team van Monty Python vragen ( de makers van de geweldige film en hilarische film ‘Life of Brian’, met o.a. de beroemde song ‘Always look at the bright site of life’). Tot slot reden we nog naar het laatste uitzichtpunt voor een fenomenale blik op de rode rotsformaties.






Brian Head vanuit de verte
Het park hadden we nu wel zo’n beetje gezien. We zouden  om een uur of zes nog even naar het Sunset Point rijden om daar van de kleuren in de laagstaande zon te genieten maar eerst zetten we koers naar Cedar City. Want tja, dat afwasteiltje hè, en ook moesten we nog een zonnescherm voor in de auto hebben. Plus een paar extra rotspennen, we hadden er net een paar te weinig. IJs voor in de koelbox was ook alweer noodzakelijk en de auto had dorst…kortom, we maakten er een rondje. Toen we terugkwamen was het al zes uur geweest dus reden we direct door naar het Sunset Point dat op 5 minuten van onze tent lag. Helaas, voor schaduwen en diepe kleuren heb je toch echt meelicht nodig, en geen tegenlicht. Ach, het was zó ook mooi. Het aangeprezen wandelpad voerde slechts door geboomte en bood nauwelijks zicht op de rotsen. We lieten het maar voor wat het was.

Bij de tent hadden we buren gekregen. Een familie met vier kinderen had de RV betrokken. De vader hees zijn jongste zoontje net in een camouflagepak, een oudere jongen had er al een aan net als zijn vader. Ze hesen wat geweren op hun rug, stapten in een grote pick-up en vertrokken. Wat zouden die gaan doen? Je krijgt allerlei rare fantasiën...Moeder bleef met twee andere kinderen en de hond achter. De kinderen sprokkelden hout, en na een half uurtje brandde er een geweldig vuur. Niet echt overbodig, want het was alweer koud aan het worden. Net toen we bij wijze van toetje koffie aan het zetten waren kwam het meisje naar ons toe om ons uit te nodigen voor het vuur. Nou, dat lieten we ons geen twee keer zeggen! Zelf hadden we nog geen hout gekocht namelijk. Gewapend met het bord vol muffins van Lilly schoven we met onze stoelen aan bij het houtvuur. Natuurlijk stelden we ons voor, maar de familie was niet erg spraakzaam. Zo makkelijk als het met de mensen in Cathedral Gorge ging, zo moeilijk was het nu om een gesprek gaande te houden. We deden vreselijk ons best maar het hielp niet echt. Ik vroeg wat de vader en de jongens aan het doen waren: die waren op jacht. Ze wilden een Wapiti-hert (een Elk) schieten, en dat aten ze dan op. Nou ja, niet meteen natuurlijk, maar ze vroren het in. Dat was wel een rare gedachte, hoewel het duizenden malen diervriendelijker is dan het vlees uit de bio-industrie wat verpakt als worstjes en aldus onherkenbaar in de supermarkt ligt. Toen vader en zoons terug kwamen, zonder hert overigens, deden we nog een paar nieuwe pogingen een soort van conversatie op gang te krijgen. Het lukte enigszins maar bleef moeizaam Ze vertelden wel dat ze uit Californië hierheen verhuisd waren, dat wil zeggen naar Cedar City. De RV was voor hen een zomerhuisje waar ze elk weekend heengingen, tussen eind juni en begin oktober (afhankelijk van de sneeuw). Om negen uur leek het ons precies het juiste moment naar de tent te gaan en daar nog wat te lezen. We waren heerlijk doorgewarmd. Zij braken ook de boel op en dat was dat.




Zaterdag 31 augustus – dag 7: Cathedral Gorge – Cedar Breaks

Opeens waren wij toegetreden tot een schaapskudde, zonder dat we het wisten. Dat kwam zo: vanmorgen, terwijl iedereen druk was met de voorbereidingen van het ontbijt voor twintig personen (er waren alweer nieuwe familieleden gearriveerd) schoot Lilly mij aan. Ze stelde me voor aan een van haar kleindochters, een meisje van een jaar of achttien. Vol trots vertelde ze dat Kaylee, zo heette ze, in haar voetsporen zou treden. Over drie weken zou zij namelijk vertrekken naar Georgia, om daar tien maanden te werken voor de Gospel precies zoals zij zelf ook in Spanje gedaan had. ‘To find our sheep’, zoals Lilly het verwoordde. Daarna omhelsde ze mij stevig, zodat ik nu in de veronderstelling ben dat wij ook tot de kudde behoren. Lilly is werkelijk een schat, denkt eerst aan anderen en dan pas aan zichzelf. Dat hebben we in die paar uur dat we haar hebben leren kennen wel gemerkt.

Goed, we hadden onze eerste nacht in de tent erop zitten en dat was uitstekend bevallen. Gehypnotiseerd door het lichtgevend groen van mijn slaapzak was ik zó vertrokken, en Bert had dat kennelijk zijdelings meegekregen want die had óók uitstekend geslapen. Een warme douche (vrijwel in alle State Park campgrounds zijn douches aanwezig, in tegenstelling tot in die van de National Parks) en we waren klaar voor een nieuwe onderdompeling in het familiegebeuren. Bert brak nog bijna zijn rug toen Carmen hem vroeg of hij even wilde helpen, een grote koelbox uit een pick-ups te pakken en naar de picknickplaats brengen. Het ding woog zeker 30 kilo….helemaal volgeladen met grote pakken melk en vruchtensappen. Maar hij kreeg het voor elkaar! Het ontbijt bestond uit scrambled eggs, gemaakt in een grote gietijzeren pan op een enorm eveneens gietijzeren kookstel. José en Carmen bogen zich over die verantwoordelijke klus, de laatste had er voor de gelegenheid een schort bij aangetrokken. Daarnaast waren er tortillas, cereals in soorten en maten, en ongeveer honderd muffins in verschillende smaken. Die had Lilly thuis gebakken. Ook stonden er drie grote bakken met fruit. José liet ons zijn zelfgemaakte medium pittige salsa proeven en die was zonder meer verrukkelijk. Er waren jalapeño pepers en ook wat andere soorten, die kon je lekker in je tortilla rollen samen met het ei. Met de melk en de vruchtensappen een geweldig ontbijt. Het enige wat echt ontbrak: koffie….ons levenselixer…. Maar bovenal was het reuzegezellig! We kletsten er wat af. Carmen stond erop onze gegevens te krijgen waar we meteen gevolg aan gaven, we hadden met haar het meest een klik. Om kwart voor tien namen we van iedereen afscheid. Op verzoek van Shelley tekenden we de omtrek van onze handen op een kleed en schreven daar wat in, zoals iedereen deed voor de gastvrouw. Dat kleed werd thuis opgehangen als aandenken aan het weekend. Voor we weggingen moesten we ook nog even een ander ritueel ondergaan.  Shelley had een van de tafels helemaal volgeladen met pakjes. Overal stond iets op, als ‘boy under ten’ of ‘adult’ of ‘girl’. Er waren ook pakjes met een vraagteken. Ze gingen ’s middags een spel spelen – natuurlijk waren we van harte welkom – waarbij je dan om de beurt een pakje mocht uitpakken. Alles was gekregen van mensen die het weg wilden doen, of van de kringloop. Dus we moesten ons vooral niet bezwaard voelen, maar of we alsjeblieft iets uit wilden zoeken. We voelden ons eigenlijk wél een beetje bezwaard maar konden niet weigeren. Allebei zochten we een klein pakje uit waar een vraagteken opstond. Wat zat erin? Ik had een Engelstalige film van Pippi Langkous, geweldig voor Mille en Hugo, en Bert een tekenfilm die onze kleinkinderen zeker ook zouden kunnen waarderen. Groot applaus kregen we! Ik bedankte iedereen nogmaals en om 10 uur reden we weg. Dat wil zeggen, niet nadat we ongeveer dertig muffins hadden meegekregen en een bord vol koud roerei, we mochten eens verhongeren...





Op de voorgrond de cadeautjes voor het spel






José en Carmen bakken eieren


De muffins die we meekregen voor onderweg...


Cedar Breaks, onze volgende stop, lag op iets meer dan twee uur rijden. We waren even vergeten dat dat in Utah ligt, en dat betekende dat we een uur verloren: het was daar een uur later. Kortom, na een korte koffiestop (een beker gehaald bij een benzinestation en in de auto opgedronken) reden we tegen half twee de campground op. Hij lag werkelijk op een schitterende plek, met overal waanzinnig mooie uitzichten, maar ja, vol….Het was het laatste weekend dat mensen er massaal op uittrokken. Ook nog een lang weekend (Labor Day). Ik had geprobeerd te reserveren vanuit Nederland, maar dat was niet gelukt. En de paar ‘first come first serve’-plekken waren vanmorgen vroeg al gevuld. Wat nu? De camp host gaf ons een kaartje met nabijgelegen campgrounds maar dacht dat we niet veel kans maakten. Wat een goed alternatief was: wild kamperen. Dat mocht overal buiten het park. En we waren van harte welkom om dan van de faciliteiten van de camping gebruik te maken. Tja. We reden eerst naar Duck Creek, daar waren 95 plaatsen. Maar inderdaad allemaal bezet. De andere opties, langs het Navajo Lake, idem dito. Toen toch maar terug richting Cedar Breaks, waar we eerst langs de grote weg een bosweg inreden (er stond een bord dat je niet langer dan 15 dagen mocht kamperen). We vonden een plek, maar het was wel redelijk ver van het park. Dus die kant maar weer opgereden. Vlak voor de ingang, aan de rechterkant, stond ook zo’n bord. En daar vonden we, een eindje verderop, een prachtplek. We zetten de tent op en stonden helemaal alleen. Er stond alleen een verlaten RV een eind verderop. Grandioos! Zo zie je maar, de schaapjes komen altijd wel weer terecht.






Vrijdag 30 augustus – dag 6: Las Vegas – Cathedral Gorge


Amerikanen lopen niet. Dat is de titel van een boek dat ik mee heb om mijn e-reader. En het klopt, ze waggelen of strompelen of schuifelen. Het viel dus helemaal niet op dat ik me enigszins hinkend tussen de goktafels en -machines door wurmde op weg naar het Garden Buffet voor het ontbijt. Deze keer gelukkig wél op tijd. Voor de laatste keer gooiden we ons bord vol met pancakes, scrambled eggs, bacon, cinnamon rolls en vers fruit. Dat vol viel overigens wel mee hoor, we namen overal steeds een klein beetje van. Behalve van het fruit (ik dan, ik kan gewoon niet zonder). Aldus gevoed en gelaafd haalden we onze spullen van de kamer en checkten uit. Bij de balie vroeg Bert aan de wat streng kijkende dame hoe dat moest met de parkeergarage, we hadden namelijk steeds uit kunnen rijden met onze kamersleutelkaart (scrabblewoord! Maar ja, wie speelt dat nog?) ‘Let’s do one thing at the time, ok?’ kreeg hij als antwoord. Zij had vast níet van die lekkere koffie gehad. We kregen natuurlijk gewoon een extra uitrijkaart, en tien minuten later reden we weg. Eerst weer naar een Walmart, om de laatste boodschappen te halen (fruit, yoghurt, verse groenten en niet te vergeten wijn), en daarna naar Cathedral Gorge, een klein State Park in Nevada. Om precies drie uur reden we er binnen.


De laatste boodschappen worden ingeladen
Bij het kleine Visitor Centre kregen we wat informatie en daarmee gewapend zochten we de campground op. We waren een beetje benauwd voor een eventueel gebrek aan schaduw, het was weliswaar tien graden kouder dan in Las Vegas maar toch nog altijd 35. Dat bleek misplaatste angst: bijna alle plaatsen waren voorzien van grote afdakjes waaronder een picknicktafel stond, en er stonden er heel veel bomen die voor goede natuurlijke schaduw zorgden. Alleen jammer dat die plaatsen allemaal bezet waren. We hadden bij het inrijden een verwijzing gezien naar de overflow campground, en daar was een prachtplek vrij. Een invalidenplek, naast  het sanitair blok. Dat kon niet mooier, mijn gekwetste enkel maakte zelfs voorzichtig een vreugdesprongetje. In feite waren het twéé plekken, de ene was al bezet door een wat wonderlijk gezelschap in een grote RV. Voor de zekerheid vroeg ik toch maar aan een van hen of we onze tent hier wel op mochten zetten, het was tenslotte een invalidenplek.  De man die ik aansprak, de enige in het gezelschap die níet even breed als lang was, zag het probleem niet. Ja hoor, zet maar neer! Het beleid van de campgrounds is dat je zo’n plek inderdaad mag gebruiken, tenzij iemand hem vanwege een handicap echt nodig heeft. In ons geval zou er zó een camper (RV)bijgezet kunnen worden omdat wij dat deel van de plek niet gebruikten. Dus dat probleem was getackeld.  Onder de bomen, op een ruime tentplek, hadden we in een ommezien ons polyester verblijf opgezet. Ik had niet erg veel last van mijn enkel en kon gewoon helpen de rotspennen met flinke kracht in de bodem te slaan. Bert zocht de meegebrachte keukenspullen bij elkaar en ruimde die samen met alle boodschappen op in de dozen die om de slaapzakken hadden gezeten tewijl ik onze slaapplekken in orde maakte. De eerste slaapzak die ik uitpakte was van mij. Nou, die had de lelijkste kleur die ik ooit bij een slaapzak gezien had: heel licht, haast lichtgevend mintgroen. Oililly op z’n ergst. En dan leek de buitenkant ook nog van nylon, vreselijk. Maar de binnenkant voelde lekker zacht aan en er zat een grote capuchon aan vast, we moesten het er maar op wagen. Veel keus hadden we natuurlijk ook niet. Het exemplaar van Bert was groot,  heel groot zelfs. In een veel bescheidener donker mosgroen. We konden ze in elk geval makkelijk uit elkaar houden…





Om half vijf was alles klaar en werd het hoogste tijd op kathedralenjacht te gaan. Daarvoor waren we hier tenslotte. Je kon er vanuit de camping zó naar toe lopen, ik schat in dat het iets van 200 meter was, maar dat durfde ik toch nog niet aan. Tja, en dan denk je dat je alles hier wel zo’n beetje gezien hebt, en dan kóm je toch iets moois tegen! Onwaarschijnlijk. De gesteenten leken wel van bruine klei, en dat klopte eigenlijk ook wel: ze waren gevormd door modder, door de eeuwen heen. Op sommige plekken kon je er tussendoor lopen en daar zag het er dan uit alsof iemand met een groot mes eens lekker langs die klei was gegaan om er een stuk af te snijden. Mijn enkel deed erg goed mee en we konden dan ook ruimschoots genieten van dit zoveelste unieke natuurverschijnsel in het zuidwesten. Het licht was optimaal, de zon stond al behoorlijk laag wat prachtige schaduwen opleverde.









Van bovenaf gezien
Helemaal opgetogen kwamen we terug bij de tent waar we het gasstel installeerden om een potje te koken. We stonden op het punt om een glaasje wijn in te schenken toen de buurman, waarmee ik ’s middags gesproken had, naar ons toekwam. Of we misschien zin hadden met hen samen te eten? Ze hadden een familieweekend en waren bezig de picknicktafels in het groepsgedeelte te voorzien van allemaal lekkers. Nou, dat leek ons wel wat!

We werden voorgesteld aan de hele familie - Hi folks, this are Bert and Saskia from Holland - , een stuk of 10 mensen, een paar kinderen en drie honden. Er was chili zonder bonen, lasagne, zelfgemaakte empanadas, Spaanse omelet oftewel tortilla con papatas en brood. Het was verrukkelijk! Later op de avond kwamen er marshmallows op tafel die we boven een vuur roosterden. Daarna werden ze, in gesmolten toestand, tussen twee koekjes met chocola geklemd. Een caloriebom van het zuiverste water maar lékker! En het leukste was natuurlijk dat we met ze aan de praat raakten. Je had Lilly, die met haar Mexicaanse man (een boom van een kerel) voor een groot deel van het eten had gezorgd. Dan was er Marc met zijn vrouw, Shelley. Verder nog Rosa, uit Peru en getrouwd met een broer van Shelley. Carmen, uit Bolivia, getrouwd met een ándere broer van Shelley. De dochter van Carmen, die graag opera zong. De zoon van Shelley met zijn zoontje. De dochter van Shelley met haar zoon. Ik vergeet vast nog iemand. Het waren allemaal schatten van mensen. Carmen sprong haast in de lucht toen ze hoorde dat ik Spaans sprak, zo leuk vond ze dat. Het werd een hele bijzondere avond. We bleven nog lang napraten met Carmen, Shelley, Marc en Rosa, waardoor we veel van hen te weten kwamen. Lilly had een jaar in Spanje gewerkt voor de missie. Carmen was psycholoog en gaf les aan de universiteit van Cedar City (onderdeel van de South Utah University). Wat haar man deed weet ik niet, daar kwamen we niet aan toe. Zij hadden 5 dochters en 7 kleindochters. Shelley was al met pensioen, haar 10 jaar jongere echtgenoot  – nee, negeneneenhalf, corrigeerde Marc – was nog aan het werk als analist bij de goudmijnen. Zij hadden vier kinderen, waarvan er ééntje bij hen thuis woonde met de kleinzoon. Rosa zat bij de politie en werkte heel erg hard, nam nooit vakantie zodat zij haar vrije dagen dan in één keer kon opnemen; ze zou in september 40 dagen naar Italië, Spanje en Portugal gaan. We wisselden foto’s uit van kleinkinderen en hadden een hoop plezier. Aan het eind van de avond werd ons gezegd toch vooral aan het ontbijt te komen de volgende dag. Waar we graag ja op zeiden.

Marshmallows roosteren, verder hebben we geen foto's genomen
Voor het eerst in de tent deze vakantie, het was er toch van gekomen! We doken in onze slaapzakken, constateerden dat het heerlijk lag en sliepen binnen twee minuten in.