zondag 15 augustus 2010

Dag 35 - June's Lake







Dag 35 – vrijdag 13 augustus – June’s Lake


Vandaag zetten we koers richting Mammoth Lakes. Een laatste (tweedaagse) stop vóór we de Tioga Pass overgaan naar Yosemite National Park. Er zijn bergmeren en je kunt er vele wandelingen maken. Onderweg stopten we bij de bakkerij van Erik Schat in Bishop. Een van origine Nederlands bedrijf dat enorm gegroeid is en nu in de wijde omtrek bekend. Ze hebben een enorm assortiment en voor het eerst in weken konden we knapperig en letterlijk krakend vers brood inslaan. Heerlijk!

In Mammoth Lakes wonnen we eerst maar eens informatie in bij het Visitor Centre. Zij verzekerden ons dat er nog veel plaats was overal, er zijn veel campgrounds rond de meren. Tja, dan kun je het eigenlijk wel raden: weekend en water, die twee samen staan garant voor overbevolking. Nergens plek dus. Het stond ons ook niet zo aan, erg donker allemaal en heel veel stoffige grond.

We zijn doorgereden in de hoop iets anders te vinden. Bij de eerste de beste aanwijzing naar een campground volgden we die weg dan ook. Moeilijk te bereiden, geen asfaltweg, maar wel een mooi bos. De campground was volledig verlaten. Kamperen was gratis, maar je moest wel een eigen bear-bestendige box bij je hebben….die hadden we niet. En om onze huurauto als zodanig te bestempelen leek ons niet zo handig.
Verder maar weer. Bij June’s Lake klopten we aan bij de Oh! Ridge!-campground. Zo heet hij echt! De man aan het loket zei dat we ‘very fortunate’ waren, ze waren bijna vol. Maar er was nog een plek, mét schaduw. En daar staan we nu, heerlijk rustig alweer. Tussen de bergen, aan een prachtig groot en rustig meer waar een klein strandje bij is zodat we ook nog kunnen zwemmen als we willen. Wat een weelde…

Morgen gaan we het spookstadje Bodie bekijken, evenals het Mono Lake. Dat meer is een van de oudste van de VS en twee-en-een-half keer zo zout als de zee! Er schijnen prachtige zoutpilaren te zien te zijn.

Het leuke van dingen die anders lopen dan gedacht is dat ze je vaak zoveel méér brengen. Zo hadden we gisteren in Lone Pine een prachtervaring, en nu in June’s Lake weer, daar valt niet tegenop te plannen. Normaal gesproken rijd je door, omdat dat nu eenmaal je plan was. Johan Cruyff zei het al: elk nadeel heb se voordeel!

Dag 34 - Lone Pine




















Dag 34 – donderdag 12 augustus – Lone Pine

Stil. Oorverdovend stil. Dat is het. Overal, op elke campground. Zodra het donker is kruipt iedereen z’n slaapzak in kennelijk. Er is trouwens nergens verlichting, dat scheelt natuurlijk. Maar ook overdag hoor je niets. Je hebt hier absolute rust. Heerlijk!

Onze dag begon rustig met koffie en een langzame start. Daarna zijn we richting Mt. Whitney gereden en aan het eind van de weg konden we parkeren. We moesten al het eten en onze toiletspullen uit de auto halen en in een bearbox doen, als je dat niet deed en je werd betrapt kon je een flinke boete verwachten, die zijn hier niet mals! Je hebt zo een schadepost van $500. Vanaf de parkeerplaats zijn we een stuk naar boven gelopen. Dat kon maar 2,5 mijl, als je verder wilde moest je een permit vragen in verband met de snel wisselende weersomstandigheden en andere gevaren op de berg. Wij wilden nog een paar andere dingen doen, dus zijn we niet al te ver gegaan en toen teruggelopen.

Na een picknick in het bos hebben we een bezoekje aan het filmmuseum gebracht. Dat was niet groot, maar hier in Lone Pine zijn heel veel westernfilms opgenomen, in de Alabama Mountains, om precies te zijn. Er waren dus allerhande relikwieën te zien van onze cowboyhelden zoals John Wayne, Gary Cooper, Errol Flynn, Cary Grant, Gregory Peck, Kirk Douglas, Lee Marvin, Clint Eastwood en andere coryfeeën. Later werden ook SF-films als Star Trek en Tremors en tv-series als Rawhide daar gedraaid. Speciaal voor ons werd er nog een documentaire gedraaid in het aanpalende bioscoopzaaltje, erg leuk! Spectaculair was de auto, met geweren aan de deuren gemonteerd, pistolen op de motorkap en een letterlijk oogverblindende bekleding.
We konden het bezoek mooi gebruiken om de accu van Bert’s fototoestel op te laden, de mevrouw achter de kassa vond het geen enkel probleem er een eigen stekker uit te halen om die van ons in te pluggen. Zo was ook dat weer geregeld (ons kampeerterrein had geen electriciteit).

Er was een self-guiding tour te krijgen, die hebben we meegenomen en aan de hand daarvan konden we in de Alabama Mountains – die liggen tussen Lone Pine en de Sierra Nevada – achterhalen wáár welke scènes zich precies afgespeeld hadden. Dat is echter alleen maar leuk als je de betreffende scènes zelf kent, en omdat we dat niet deden hebben we het vrij snel opgegeven. Dat gaf niets, want die bergen zijn zo bijzonder van zichzelf, het lijken wel enorme kiezelstenen die op een hoop gegooid zijn, dat we dat al meer dan genoeg de moeite waard vonden.

Bij de tent heerste weer de volmaakte rust. Het paradijs is er niets bij….

Dag 33 - Death Valley





















Dag 33 – woensdag 11 augustus – Death Valley

Kwart voor vijf ging vanmorgen de wekker. We wilden zo vroeg mogelijk in Death Valley zijn zodat we de meeste bezienswaardigheden achter de rug zouden hebben vóór de hitte echt toe zou slaan. Death Valley is een woestijngebied waar de temperatuur ’s zomers op kan lopen tot 50 °C. Om half zes reden we weg, en precies om kwart voor negen stonden we bij Dante’s View. Vanuit dat punt heb je een fenomenaal uitzicht over een groot deel van Death Valley en het meer dat nu opgedroogd ligt te schitteren in de zon door al het zout.

Daarna naar Zabriskie Point. Dat filmdecor was onbeschrijfelijk mooi. Het uitzichtpunt is vernoemd naar een ontginner van borax (er waren hier veel boraxmijnen vroeger) maar wij kennen het natuurlijk van de gelijknamige film van Antonioni. De kleuren variëren van groen naar rood en alle schakeringen ertussen. Zoals de meeste dingen die we hier zien eigenlijk niet uit te leggen, je moet het echt zelf zien om het te begrijpen.
Daarna naar de Devil’s Golfcourt, weer zo’n wonderlijk verschijnsel van moeder natuur. Allemaal grote brokken gedroogde aarde die messcherpe ribbels vormen, met zoutkristallen omlijst. Alleen de duivel zou hier een partijtje golf kunnen spelen…
Bij Badwater bevonden we ons op het laagste punt onder de zeespiegel: - 86 meter! Van het noordelijk halfrond welteverstaan. Ook weer blinkend wit van het zout: je moet echt je zonnebril op anders krijg je acuut last van sneeuw- eh – zoutblindheid!
Toen nog het rondje Artist’s Palet, en daar werden we getrakteerd op een vulkanisch gesteente, sterk gekleurd door mineralen. Alle kleuren die je in een fresco ziet zo’n beetje: van roze tot groen en violet. Dat, gekoppeld aan de grillig gevormde rotsen, gaf ons het gevoel op een andere planeet beland te zijn.

Het was rond het middaguur toen we in Furnace Creek aankwamen. Dat doet merkwaardig aan: midden in de woestijn een resort met golfbaan en al. We bezochten er even het Visitor Centre en reden daarna door richting Stovepipe Wells, waar de beroemde Sanddunes te zien zijn. Dat viel ons een beetje tegen, maar dat kan ook komen doordat we er niet ’s ochtends vroeg of ’s avonds laat waren. De temperatuur was intussen gestegen tot 48 °C en dan is het niet erg aangenaam om door het mulle zand te struinen…hoewel het door de lage luchtvochtigheid, van bijna 0%, toch veel beter te doen is dan 38 °C in Europa. Ons oorspronkelijke plan was te overnachten in Stovepipe Wells, maar door het schuiven met de data lukte dat niet meer. We reden dus door, de woestijn uit, richting Lone Pine. Daar wilden we kamperen op de Lake Diaz campground en om 15.30 kwamen we er aan. Het bleek er een vieze boel, echt smerige wc’s en een overvloed aan chipmunks die over de half ingestorte picknicktafels diefje-met-verlos speelden met de aanwezige vogels. Toen we ook nog op het mededelingenbord lazen over The Plague, makkelijk over te brengen door de vlooien die de chipmunks als hotel zien besloten we naar het Visitor Centre te gaan en te vragen naar andere kampeermogelijkheden. Die bleken er in overvloed, en zo kwamen we terecht op de Lone Pine campground zes mijl van het gelijknamige plaatsje, richting Mount Whitney. Dat is, als je Alaska niet meerekent, de hoogste berg van de VS met een hoogte van 4418 meter.
We vonden weer een wereldplek, uitzicht op de Inyo Mountains aan de ene kant en de Sierra Nevada aan de andere kant. Ook nog helemaal vrij, niemand in de buurt, wat wil je nog meer?
Juist, een glaasje koele witte wijn met een stukje geitenkaas…en laat onze koelbox nu juist die twee dingen herbergen….’s avonds werden we in slaap gezongen door het ruisen van het bergbeekje dat langs onze tent stroomt…. hoeveel geluk kun je hebben??

Dat je alles op moet bergen in een bearbox, zelfs je toilettas en je handdoeken, ach, dat hebben we er graag voor over. Wat een vakantie!