zondag 11 augustus 2013

Dag 32 – 7 augustus: Lone Pine – June Lake


Dag 32 – woensdag 7 augustus: Lone Pine – June Lake

Een kort ritje hadden we voor de boeg. Van Lone Pine naar June Lake is het maar een paar uurtjes rijden. In de planning was een tussenstop in Bishop opgenomen om bij de daar gevestigde Nederlandse bakker eindelijk weer eens lekker brood te halen; dat blijft toch behelpen hier. Maar eerst een stop bij de grote M, foto’s laden en blog bijwerken. We nemen er al niet eens meer iets te drinken, we gaan gewoon aan een tafeltje zitten. Kantoor! Leuk was dat we ook even met Jette konden skypen, we hadden haar al een tijd niet gesproken. En waar dat een paar jaar geleden nog moest met behulp van een koptelefoon en een laptop kon dat nu gewoon met de smartphone.
In Bishop deed de winkel van Erik Schat goede zaken. Mensen liepen met grote zakken vol met brood de deur uit. Wij kochten twee broden, met heerlijk knapperige korst. Dat is hier wel uniek.
Om één uur draaiden we de auto de camping ‘Oh Ridge’ op. We mochten kiezen uit verschillende plaatsen en kozen er een met een uit staal en hout gebouwde beschutting. 



Het opzetten van de tent ging met enige moeite gepaard vanwege de harde wind maar we zetten hem goed vast. Daarna gingen we naar het prachtig gelegen meer waar we bijna alleen maar hebben zitten lezen en ik even mijn voeten in het water heb gehad.


Je snapt niet hoe het kan dat het overal zo rustig is, ook aan het water. Er waren wel wat mensen, maar het is geen vergelijk met de drukte die wij kennen op zomerse dagen.
Terug op de campground wachtte ons een verrassing: de tent had besloten dat het nu wel genoeg was geweest met al die wind en had zich ondersteboven gekeerd. Met inhoud en al. We draaiden hem weer op zijn onderkantje en ook voor de zekerheid maar even met de opening de andere kant op. Het – hoewel bescheiden – luifeltje was waarschijnlijk toch groot genoeg om door een sterke windvlaag opgetild te worden en de rest dan maar even mee te nemen.

De wind bleef aanhouden. Bij vlagen heel hard zelfs. We waren dus heel blij met de beschutting die we hadden, zo konden we in elk geval koken. Het vuur hield ons warm tot het moment van slapen. Op nachtelijke kou zijn we voldoende voorbereid en dat was maar goed ook.

Dag 31 – 6 augustus: Las Vegas – Lone Pine

Dag 31 – dinsdag 6 augustus: Las Vegas – Lone Pine


In een merkwaardig oord genaamd Primm stopten we voor ons ontbijt. Merkwaardig omdat het, in ieder geval ogenschijnlijk, slechts bestond uit een achtbaan, een casino en het gebruikelijke pulkje benzinepompen met aanhangende fastfoodketens. Mazzel voor ons: daar was ook een Starbucks bij.
Een paar uur eerder waren we weggereden uit Las Vegas, na de tank nog even goed volgegooid te hebben. We hadden een lange rit voor de boeg. Ons eindpunt vandaag lag in Lone Pine, bij de gelijknamige campground. Om daar te komen moesten we wel eerst Death Valley doorkruisen. Deze keer deden we dat via Shoshone, als Scenic route aangegeven op de kaart. Dat klopte ook helemaal, een puur en droog woestijnlandschap. 



Ergens in die droogte stond een bordje waarop aangekondigd ‘China Ranch – Date Farm’. In namaak Chinese letters. Wat moet je je daar nu bij voorstellen, helemaal in de middle of nowhere? Een afspraakje met een paard? Een Chinese versie van boer zoekt vrouw?
Goed, afgezien van deze rariteit alsmede een eenzame katholieke kerk zagen we niets en niemand. Tegen het middaguur reden we Death Valley National Park binnen. Bij Zabriski Point stapten we uit om wat foto’s te maken, voor ons is het een van de mooiste plekken daar. 






De temperatuur was al flink opgelopen naar zo’n 44 graden. Hierna reden we nog de Mule Loop, niet zo lang maar wel mooi. 




De andere bezienswaardigheden lieten we grotendeels voor wat het was, afgezien van de Sand Dunes waar we ook nog even stopten.



Wil je het hele park optimaal benutten moet je er veel vroeger zijn en er echt tijd voor uittrekken. We hielden nauwlettend de autothermometer in de gaten. Het werd nog net iets warmer dan de vorige keer toen we hier waren: 1190F, dat is omgerekend 48,330C. Als er echt ergens een man bovenop een wolkje zit heeft hij vast hele lange haren, dat hij die föhn zo hoog heeft staan.
We kwamen langs wegwerkzaamheden. Dat wordt hier altijd mijlen van tevoren aangekondigd, en net als je denkt dat het wel vals alarm zal zijn staat er daadwerkelijk iemand op de weg met een vlaggetje te zwaaien. Dat was nu ook zo. Deze meneer maakte er een ware voorstelling van: hij pakte de pilon die de weg blokkeerde en wierp die met een zwierige salto de berm in: gaat u maar! Zo maak je je eigen werk leuk, hard nodig als er gemiddeld twee auto’s per uur passeren in genoemde temperaturen.

Als je het officiële parkgedeelte uit bent volgt nog een lange rit over de omliggende bergpassen. Death valley is immers omringd door hoge bergen en heeft als laagste punt 86 meter onder zeeniveau; deze geografische ligging zorgt voor de inderdaad soms dodelijke temperaturen.
Bij het Father Rowley uitzichtpunt stopten we weer even. Je staat hier op een punt met aan beide kanten een diepe vallei. Opeens dook er uit de ene vallei een vogel op, met een razende snelheid zo het leek. Hij maakte wel veel lawaai. Nauwelijks een milliseconde later werd het beest groter en groter, het was een straaljager! Die vlak over onze hoofden scheerde en aan de andere kant, nog geen honderd meter verder, de andere vallei weer indook. Indrukwekkend! Iedereen die stond te kijken was er even stil van.

Om een uur of zes reden we in Lone Pine de campground op. Hij staat nergens aangegeven, je moet het echt weten maar je rijdt gewoon de Whitney Portal Road in, komt langs de Alabama Hills en ziet dan aan je linkerhand de aanduiding. Alweer een prachtplek vonden we, met uitzicht en het gevoel alleen op de wereld te zijn. Het kan niet op!