maandag 24 september 2018

Zondag 23 september – dag 27: City of Rocks


Vanmorgen vroeg, we zaten nog aan de koffie, kwam er een ranger langs op een elektrische fiets. Typisch rangeruniform aan, kaki overhemd en dito korte broek. Netjes gestreken, ze vervullen een voorbeeldfunctie tenslotte. Verrekijker om de nek, een tas met ongetwijfeld nuttige attributen aan de riem. Een grote zonnehoed maakte het plaatje af. Hij stapte af om een praatje te maken. “Leuk tafelkleedje hebben jullie, net als thuis!” (die kleedjes, $2,50, iedereen heeft ze hier) Bij nader inzien bleek het helemaal geen ranger te zijn, maar gewoon een medekampeerder. En wel zo eentje waar je niet vanaf komt. Hij had overigens best interessante verhalen: zijn vrouw was Duitse, ze hadden lang in Duitsland gewoond en nu woonden ze het grootste gedeelte van het jaar in een RV. Met een klein appartementje ergens in Texas. Hij was erg tevreden met dit bestaan, zijn hobby was vogels kijken. Hij onderbrak meermaals het gesprek om met zijn kijker in de verte te turen en uit te roepen ‘kijk, een havik!’. Zijn vrouw vond het eigenlijk niks, dat wonen in een mobiel huis, maar kennelijk was het een volgzaam typje want ze deden dit nu al jaren. Naast al deze persoonlijke verhalen had hij ook nuttige tips over het park waar we hierna naar toe zouden gaan. Vooral wat betreft de aanrijroute, die we zeker ook gaan volgen, en de aanwezige campgrounds.  Wij schatten hem in als een echte Trump-aanhanger. Toen het gesprek op politiek kwam waren we dus op onze hoede. Tot hij zelf erover begon, en met enige walging over de president tekeer ging. Niet erg lang, want ook hij wilde, net als mensen die we er eerder over spraken, zijn dag niet laten verpesten. Het miserabele presidentschap zit hier heel diep, dat is ons wel duidelijk geworden. Het was dus echt wel een aardige vent, alleen werd onze koffie koud. Op een goed moment begon ik dus maar wat te rommelen met de keukenspullen, me uit het gesprek terugtrekkend en gelukkig kwam de boodschap over zodat we verder konden met ons eigen programma.

Dat was niet zo heel bijzonder vandaag. We reden naar Silver City, wat ik abusievelijk verward bleek te hebben met Silverton wat een oud mijnstadje is. Silver City is een grote stad met een klein, beetje verlopen centrum. Eigenlijk net niks. We reden een stukje door, naar het gedeelte waar vermoedelijk nooit een toerist komt, en stonden versteld van de huizen die eens een heel statige uitstraling gehad moesten hebben maar nu totaal in verval waren geraakt. Wel allemaal bewoond nog. Tja, je kunt je huis onderhouden of je kunt het niet doen. Zeker als je niet veel te besteden hebt, of er gewoon de zin niet van inziet – na mij de zondvloed – kies je voor het laatste. Sommige bewoners probeerden er desondanks nog iets van te maken door zelfgemaakte kunstwerken in de tuin te zetten of de voorgevel met een toepasselijke voorstelling op te leuken.





Verder viel er niet veel te beleven. We reden dus terug om lekker te lezen bij de tent. Dat is óók vakantie. Later liepen we een stukje van de (korte) trail door de grote rotsen in het park. Ik was wel behoorlijk op mijn hoede, want de dame bij het visitor center had ons attent gemaakt op het feit dat er ratelslangen gesignaleerd waren. Die wil je echt niet tegenkomen, zo’n beet is nauwelijks te overleven. Maar in de praktijk vallen ze alleen aan als ze zich bedreigd voelen, het is dus vooral een kwestie van goed uitkijken. Toen we ongeveer drie kwartier gelopen en geklauterd hadden dachten we wel haast bij het eindpunt te zijn, in de buurt van onze tent. Nee dus. We waren weer terug bij het begin! Net als in een bos kun je urenlang in een rondje lopen terwijl je denkt, echt zéker weet zelfs, dat je rechtdoor gaat. We zijn maar gewoon het  pad buitenom afgelopen zodat we vanzelf goed uitkwamen. Verdwalen kun je hier niet.








Volle maan!

Het avondprogramma kon van start: glaasje wijn, vuurtje, eten koken. Niets bijzonders dus. En vooral: genieten van de laatste avond op deze waanzinnig mooie plek!


Zaterdag 22 september – dag 26: Alamogordo – City of Rocks

Cowboys, je komt ze hier gewoon overal tegen. Tenminste, ze lijken erop. Of ze ook daadwerkelijk allemaal in functie zijn kun je je afvragen maar feit is dat het beroep hier nog steeds uitgeoefend wordt.

Toen we vanmorgen het ontbijtzaaltje binnenliepen zagen we in eerste instantie alleen maar hoeden. Grote hoeden. Cowboyhoeden! Een heel gezelschap koeienjongens had bezit genomen van de aanwezige tafeltjes, geflankeerd door echtgenotes en kinderen. Met enige moeite wrongen we ons door deze stoere mensen heen naar het enige tweepersoonstafeltje dat nog over was. Het lukte ons zowaar ook nog om bij de koffiekannen en het wafelijzer te komen zodat we in elk geval van de basisbehoeften voorzien waren. Bij nadere inspectie zagen we dat de mannen niet alleen de kenmerkende laarzen aanhadden, maar die ook voorzien hadden van sporen. Het zag er behoorlijk authentiek uit en het paste helemaal in het plaatje. Heel gewoon, zeg maar.




Op het reisschema hadden we nauwelijks nog gekeken deze reis. Af en toe bleven we ergens langer, nu stapten we een dag eerder op dan de bedoeling was. White Sand Dunes hadden we al uitgebreid gezien, dat hoefde vandaag niet  perse nog een keer. Ik pakte de papieren er maar eens bij en wat bleek: we lagen tot gisteren precies op schema! Nu hadden we een dag ‘over’, en na het bestuderen van de kaart kwamen we al gauw tot de conclusie dat we dan maar een tussenstop in City of Rocks zouden maken. Nooit gedacht dat we daar ooit nog eens zouden komen! Het was een paar uur rijden en het zou slechts een klein ommetje betekenen. Het was natuurlijk wel zaterdag, wat dat aangaat zou het wel eens vol kunnen staan. Maar dan was er een uitwijkmogelijkheid in Silver City, nog twintig mijl verder.
Zó kom je er binnenrijden, de naam is meteen duidelijk:




We hadden geluk. Er waren nog genoeg plaatsen en we installeerden ons achter een grote rots en onder een boom, met geheel vrij uitzicht over het land. Ronduit fantastisch. Je ziet soms wel eens van die advertenties in reismagazines of brochures van outdoorsporten waarin een enkel tentje eenzaam op een rotspunt staat. Leuk bedacht, denk je dan, maar volstrekt onrealistisch. Nou, niet in Amerika! Hier kan zoiets echt. Weliswaar stonden we niet op een rotspunt (had gekund, maar daar zagen we vanaf), het gevoel van ‘wij en ons tentje alleen op de wereld’ hadden we wél. Onbeschrijfelijk mooi! In de top-3 van mooiste kampeerterreinen ooit. Over de andere twee moet ik nog even nadenken.



Met een glaasje wijn, ijskoud gebleven in de koelbox, en stil van zoveel schoonheid, zagen we de zon ondergaan. We maakten een vuurtje en beseften voor de zoveelste keer hoe gelukkig we ons mochten prijzen...



Vrijdag 21 september – dag 25: Santa Fe – White Sands

Had ik al verteld over de postkantoren? De rit van vandaag voerde ons langs vele compleet verlaten dorpjes met ingestorte dan wel dichtgetimmerde huizen. Maar wat zag je wél als teken van leven? Juist, een postkantoor.

In Nederland heeft de herfst zijn intrede gedaan lazen we, met bijbehorende stormen. Dat bracht ons alweer een stukje dichterbij de terugreis over anderhalve week. Om vast een beetje te wennen toonden we ons solidair vandaag.

Na het uitchecken staken we de weg over om te ontbijten bij Modern General. Alweer zoiets leuks. Helemaal ingericht met verantwoorde materialen en alleen maar producten van biologische komaf. We namen er het enige breakfastgerecht  dat er op de kaart stond, een spiegelei met bacon op een huisgebakken biscuit. Bij dat laatste moet je niet aan een mariakaakje denken maar meer aan een soort scone. Er lag ook nog een handjevol blauwe bessen en aardbeien bij. Het was voor de verandering eens niet teveel. Natuurlijk hadden ze er ook uitstekende biologische koffie zodat we voldaan terug liepen naar de auto. We konden er weer even tegen.




Doel van vandaag: White Sand Dunes, dichtbij het Oliver Lee State Park waar we de tent zouden opzetten. We reden over een ontzettend rustige weg, eerst de 285 en daarna de 54. Je snapt soms niet waarom ze vierbaanswegen aanleggen, je kunt uren rijden zonder ook maar één auto te zien. Wel ontspannen natuurlijk, je kunt je voorstellen dat je hier in een zelfrijdende auto de uitdaging wel aandurft. In de binnenstad van Parijs moet je daar toch niet aan denken.

In een van god en alleman verlaten gehucht vonden we, naast het, precies, postkantoor, een klein café dat zowaar open was. Van buiten zag je het er niet aan af maar binnen zaten toch aardig wat mensen zich vol te stouwen met – in onze ogen – de meest vreselijke vette happen in waanzinnig grote porties. De koffie was gelukkig prima en daar kwamen we voor. Aan een tafeltje, met de welbekende coupé-opstelling, zat een man filmpjes te kijken op zijn telefoon. Naast hem lag een meisje op de bank, ik schat haar een jaar of vijf. Zij had haar eigen telefoon met haar eigen filmpjes. De man stopte zo af en toe iets in zijn mond, zonder ook maar enig idee te hebben wat hij proefde veronderstel ik. Ze wisselden geen woord. Even later kwam de vrouw die iedereen bediende en duidelijk de scepter zwaaide bij hen zitten; het bleek de moeder te zijn. Ook zij keurde het kind geen blik waardig, zelfs niet toen ze opstond om iets te vragen. De vader reageerde alleen met een knorrig ‘siéntate’, of wel ‘ga zitten!’ Wat ze even deed om daarna rechtop op de bank te gaan staan, in de hoop contact te krijgen met haar moeder. Dat lukte heel even tot de moeder zich weer met nieuw binnengekomen klanten bezig moest houden. Toen ging de smartphone maar weer aan. Triest om te zien, hoewel het meisje zelf er niet eens veel last van leek te hebben. Ze was niet anders gewend natuurlijk, haar leven had zich al voor het grootste deel in het café afgespeeld.

Eindeloos reden we door de compleet dichtgetimmerde dorpjes  totdat we bij Alamogordo kwamen. Daar namen we de afslag naar het Oliver Lee State Park dat zo’n 20 mijl ten oosten van White Sands ligt. Ook hier waren we vijf jaar geleden al eens geweest en toen hebben we een vreselijke nacht doorgemaakt op die campground, met storm en onweer tot de volgende ochtend. Nu gingen we dus voor de herkansing, want het is een prachtig hooggelegen terrein met aan één kant uitzicht op de bergen en aan de andere kant over de vlakte. Op de site had ik gisteren gezien dat er veel plaatsen gereserveerd waren maar dat er ook enkele first-come first-served waren. Bij inspectie bleek dat omgekeerd, er stonden maar enkele RV’s en twee tentjes. Een deel van de plaatsen in de A-loop is voorzien van beschutting tegen zon, wind en regen in de vorm van stenen muurtjes met een plaatstalen afdak erboven. Daaronder staan ook de picknickbanken. We vonden een goede plek met zelfs een eigen kraan en elektriciteit. Voor $14 p.n., douches inbegrepen. De tent stond snel. We konden kiezen voor fijn grind, achter het muurtje maar wel wat hellend, of grove kiezel aan de andere kant ervan, dat was mooi vlak. Dat laatste werd het, slapen zonder dat je naar beneden glijdt is wel zo fijn.



Het was half vijf, tijd genoeg om nog naar de zonsondergang bij White Sands te gaan kijken. Wij zijn natuurlijk duinen gewend, maar dit is toch echt iets heel bijzonders. Sneeuwwit zijn ze, en stevig van structuur zodat je er niet in wegzakt zoals bij ons in het mulle zand. Het licht was op dit tijdstip optimaal, en ik schat dat we samen wel een fotootje of honderd gemaakt hebben. Indrukwekkend! Het was er ook ontzettend rustig, dat hadden we wel anders gezien de vorige keer.










Om zeven uur waren we terug bij de tent met langzamerhand een stevige honger. Toen we uit de auto stapten merkten we het meteen: er stond een hele harde wind. Wat zeg ik, verschrikkelijk hard! Toch deden we nog een poging om te koken. Terwijl Bert daar de voorbereidingen voor trof verankerde ik de tent door alle extra scheerlijnen vast te zetten. Helaas tevergeefs, de tent schoot echt alle kanten op. Hij hing nog net aan de scheerlijnen maar daarmee had je het dan wel gehad. De wind beukte gewoon de hele tent in elkaar. We hebben het nog even aangezien maar zagen al gauw dat er geen houden aan was. Wegwezen dus, voor de tweede keer! Het was nog een hele toer alles veilig af te breken, het tentdoek werd keihard uit je handen geslagen en we moesten erg oppassen dat de stokken niet zouden breken. Ook moesten de matjes en slaapzakken er nog uitgehaald en dat klinkt simpel maar dat was het in deze omstandigheden niet. Uiteindelijk lukte het toch allemaal min of meer, we smeten het achterin de auto en gooiden de klep dicht. Pffff…..

In Alamogordo, op twintig minuten rijden, vonden we al snel een kamer bij de Super8. Toen we de receptie binnenliepen viel ons oog op een mededeling: hou de deur goed vast, er staat erg harde wind. Tja, daar was geen speld tussen te krijgen.