Dag 27 – vrijdag 2 augustus: White Pocket (Kanab) – Glendale
Terry stond ons al op te wachten bij zijn rode Jeep.
Gisteren hadden wij al wat foto’s genomen van zijn fotozaak en dat was op zich
al de moeite waard. Eén grote uitdragerij van zowel fototoestellen, onderdelen
en accessoires als gitaren, cd’s behorende bij de Suzukimethode voor cello,
viool en piano en nog veel meer muzikaliteiten.
Deze man zou ons de hele dag meenemen naar The White Pocket.
Zoals altijd hadden we niet echt een idee van wat ons te wachten stond, behalve
dat het iets unieks moest zijn. Maar dat is er zoveel hier. We stapten dus vrij
onbevangen in. Het was al vrij warm, en zo’n jeep heeft natuurlijk geen airco.
Dat was wel even zweten dus. Maar Terry bleek een goede prater, en al luisterend
naar zijn levensgeschiedenis vergaten we de hitte.
We maakten één stop, bij een pittoilet. Daar liet hij wat lucht uit de banden lopen om makkelijker door het mulle zand te kunnen rijden. In het weiland ernaast stond een levensgrote afbeelding van een condor afgebeeld met tussen de vleugels een spanwijdte van drie meter. Vroeger werden die hier geringd en van zenders voorzien, nu schijnt dat niet meer nodig te zijn omdat men weet waar ze naar toe gaan en welke afstanden ze afleggen.
We maakten één stop, bij een pittoilet. Daar liet hij wat lucht uit de banden lopen om makkelijker door het mulle zand te kunnen rijden. In het weiland ernaast stond een levensgrote afbeelding van een condor afgebeeld met tussen de vleugels een spanwijdte van drie meter. Vroeger werden die hier geringd en van zenders voorzien, nu schijnt dat niet meer nodig te zijn omdat men weet waar ze naar toe gaan en welke afstanden ze afleggen.
De weg werd allengs hobbeliger, het zand muller. De jeep kon
het uiteraard moeiteloos aan en wij deden ons best met ons lichaam de schokken
op te vangen. Het is een gebied waar je alleen maar met het juiste
vervoermiddel naar toe kunt, en je moet daarnaast zorgen voor voldoende
brandstof en water. Lijkt logisch, maar Terry vertelde toch dat hij
verscheidene keren slecht voorbereide toeristen heeft moeten lostrekken uit het
zand. En het is daar héét hoor! Overleven lukt alleen met ruim voldoende water
bij je. Europeanen zijn niet gewend aan zulke omstandigheden en vatten het vaak
veel te licht op, terwijl de natuur hier onbarmhartig is. In de krant stond een
geval van twee mensen die het niet overleefd hadden in deze contreien, een paar
dagen geleden. Terry zelf belt altijd zijn vrouw als hij ergens aankomt en als
hij weer wegrijdt zodat hij in geval van bijvoorbeeld autopech snel gevonden
kan worden.
Goed, na een rit van bijna drie uur waren we ter plekke. Via
een zandweg liepen we het gebied in….en onze ogen rolden uit de kassen. Dit was
werkelijk uniek. De foto’s moeten het verhaal maar vertellen, woorden schieten
te kort.
Sporen van een Mountain Lion? Er zat er wel een, volgens Terry |
Een heel bijzonder natuurverschijnsel! |
We kregen ruim drie uur om er zelf rond te banjeren en eindeloos veel
foto’s te schieten. Wat ik héél fijn vond: nergens afgronden of enge hoogtes,
zodat ik zonder last te hebben van hoogtevrees ook overal op en af kon klimmen.
Na drie uur zochten we Terry weer op. Het eerste uurtje was
hij met ons meegegaan om ons bepaalde fotogenieke plekken te wijzen, daarna
ging hij z’n eigen gang (daar hoorde volgens mij een dutje in de auto ook bij).
Toen weer drie uur terug. Maar wat een onvergetelijke dag!!
Toen weer drie uur terug. Maar wat een onvergetelijke dag!!
Hierna reden we naar Glendale, een plaatsje in de buurt van
Zion. Daar hadden we vorig jaar al bij de Bauertjes in de boomgaard gekampeerd
en nu gingen we in de herhaling. Gras, open, uitzicht, superschoon sanitair en
vooral: heel rustig.
Dat gaf ons de gelegenheid al het moois van de dag rustig
te verwerken. Want soms knapt je hoofd bijna uit elkaar van zoveel moois. En
dat geeft dan ook weer zo’n rommel, nietwaar?