zaterdag 18 augustus 2012

Dag 32 – donderdag 16 augustus: Durango – Silverton – Ouray


Vanuit de campground in Durango gaat er een gratis trolleybus naar het centrum. In eerste instantie wilden we die nemen, maar uiteindelijk gingen we toch maar met onze eigen auto. Voor we vertrokken konden we de stoomtrein nog op de foto zetten: de spoorlijn liep namelijk dwars over de campground. Gelukkig komt hij maar twee keer per dag langs. Tegen betaling van $86 p.p. mag je dan ongeveer zeven uur in de trein zitten, wel met een stop van ruim twee uur in Silverton. Tja.





In Durango wilden we ontbijten bij Jean-Pierre, in de Trotter omschreven als prima adres met verse, echte croissants. Bij binnenkomst werden we verwelkomd door een vlot meisje, wat even later een jongen bleek te zijn. Hij voorzag ons van café au lait, maar wel op z’n Amerikaans: slappe koffie bedolven onder een laag schuimende melk. Ach, niet zeuren, best te drinken. Een aardig meisje (deze keer echt)  nam onze bestelling op. Tenminste, dat probeerde ze. Is ook moeilijk, één croissantje en twéé pain au chocolat. Tot drie keer toe vroeg ze wat we bedoelden, we legden het steeds opnieuw uit. Tenslotte kwam het bij haar binnen en ze huppelde vrolijk weg. Om even later terug te komen met één pain au chocolat en één pain aux amandes, of zoiets. De hele film nog maar eens opnieuw afgedraaid. Hèhè, nu kwam het goed. Intussen hadden we al gezien dat alles erg aan de prijs was, alleen de koffie kostte al $4,50 per kop. We maakten ons dus op voor een hoge rekening. Die kwam, en vermeldde….slechts twee ‘filled croissants’ en twee gewone koffie. Opeens werd het dus een goedkoop ontbijt. We hebben het deze keer maar zo gelaten, het meisje leek ons niet zo aardig te vinden en nog een keer alles uitleggen werd ons wat veel van het goede…

Na dit veelbelovende begin van de dag verkenden we het stadje dat voornamelijk uit een hoofdstraat bestond. Er was een spoorwegmuseum dat we nog even bekeken en toen vonden we het wel genoeg. We reden spoorslags naar Silverton, een stadje waar veel ijzererts en zilver gewonnen werd in vroeger tijden. Ook hier weer één hoofdstraat, maar toch leuk. 





Beschilderd raam, zagen we later ook in Ouray

Vanaf Silverton was het nog maar een kilometer of veertig naar Ouray. We gingen hoog over de bergen, over de  Million Dollar Highway, en waanden ons in de Alpen. Het heet hier dan ook Amerikaans Zwitserland. 

Oude mijntransportband


De Amphitheater campground  - zo genoemd naar de ligging in een komvormig deel van de berg, ontstaan door een vulkaanuitbarsting – lag hoog in de bergen. Bij aankomst leek alles helaas al vol, maar zoals eigenlijk altijd hing ook hier weer een engeltje boven ons hoofd: de camphost kwam ons tegemoet met de mededeling dat er nog één plaats vrij was. Die hebben we direct genomen natuurlijk. Nog geen dertig seconden later kwamen er alweer andere auto’s aan op zoek naar een plekje…deze camping schijnt het drukst bezet te zijn van allemaal hier in de omgeving. Geen wonder, het is er prachtig. We hadden dus – alweer – een wereldplek. 


Enorm veel privacy, je kon onze tent niet zien vanaf de weg. Alleen jammer dat we de volgende dag al weg moesten. In gesprek met de host echter was die zo enthousiast over het feit dat we helemaal uit Nederland kwamen dat hij voor de volgende dag een andere plek voor ons zou proberen te regelen. Nou, daar zeiden wij geen nee tegen. Afwachten maar of het lukt.
Ouray is een oud mijnstadje, omgebouwd tot  gezellig toeristenplaatsje. Niet erg druk maar gewoon leuk om doorheen te wandelen (ja, ook hier alleen een hoofdstraat). 



Verder zijn er warme bronnen en watervallen, is het een uitgestrekt wandelgebied en kun je er paardrijden of jeeps huren. Wij zijn suffe oude mensen en deden dat laatste niet; als goed alternatief aten we een geweldig lekkere sandwich op een terrasje, zo goed gevuld dat we geen avondmaal meer nodig hadden. 



Want dat kunnen ze hier wél goed: sandwiches maken! We besloten de dag met een houtvuurtje, dat was eindelijk weer eens toegestaan. 

Dag 31 – woensdag 15 augustus: Canyon de Chelly – Durango


Dat men in Amerika probeert mensen aan te zetten tot meer bewegen, in verband met de ernstig aanwezige obesitas, is te prijzen. Soms gaat men daarin echter wel erg ver: in het sanitairgebouwtje van de campground hing het verzoek om a.u.b. de zojuist achtergelaten behoeften door te spoelen, wat op zich logisch is, maar daarbij niet met de hand de spoelknop in te drukken maar met de voet! Dat komt er dus op neer dat van je gevraagd wordt op één been te balanceren, want vasthouden wil je je in zo’n wc liever niet, en dan met een welgemikte trap de hendel naar beneden te duwen. Ik vraag me af wie aan de oproep gehoor gaan geven….maar ik kon het niet laten natuurlijk. Even lekker legaal natrappen.
Na een enorme bak yoghurt met cruesli en banaan voelden we ons tot veel in staat en zeker tot het lopen van de White House Trail in de Canyon de Chelly. Een flinke klim met een fors hoogteverschil over korte afstand: eerst hondervijftig meter alleen maar dalen en dan diezelfde tocht in omgekeerde richting. In de vallei kun je dan een in de rotswand gebouwd indianenhuis bekijken, zij het van enige afstand.
Bij de ingang van de trail stonden twee mensen van de National Park Service om een onderzoeksenquete af te nemen. Ook wilden ze graag weten waar we vandaan kwamen en dat moest ingevuld op een formulier. Op datzelfde formulier zag ik, vlak voor ons invulveld, Groningen genoteerd staan. Een stadgenoot aan de wandel? Het bleek inderdaad zo te zijn. Diana, werkzaam als vertaler aan de Rijksuniversiteit Groningen, was met een reisgenoot route 66 aan het volgen. Extra grappig dan als je eigen dochter ook vertaler is, zoveel hoor je dat niet. We raakten aan de praat en spraken af bij terugkomst in Stad contact op te nemen.
Na dit geheel onverwachte gebeuren daalden we af in de canyon. Veel water hadden we bij ons, het was heel warm en droog. De Ranger bij Lake Powell gaf iedereen niet alleen het advies water mee te nemen, maar vooral het ook op te drinken. Dat klopt, je moet drinken vóór je dorst hebt en dat niet onderschatten.
De tocht was schitterend. Het ochtendlicht versterkte de rode kleuren van de rotsen waartegen het groen van struiken en bomen helder afstak. 



Nieuwe Sandeman-reclame? Nou, eerder Chardonnay ;)



Vrouw met zonnebril

Man zonder zonnebril
Onderweg waren er af en toe plekken met wat schaduw om even uit te puffen maar vooral om foto’s te maken. Het White House, een eeuwengeleden door  pueblo-indianen in de rotsen gebouwd onderkomen, was nog redelijk intact en bestond uit twee delen. Eén deel was in de rotswand gebouwd, een ander stond er voor. Je vraagt je af hoe mensen in dat eerste deel kwamen, zo in de steile rotswand. Maar we hadden al eens eerder gehoord dat ze meesters waren in het klimmen.







Langs het pad beneden zaten indianen met hun gebruikelijke handel uitgestald. Je vraagt je altijd af of ze ooit wel eens iets verkopen…..maar terwijl wij erlangs liepen, op onze weg terug, kwam er door de rivierbedding een auto met een enorme laadbak vol toeristen aanrijden dus wie weet.
We waren sneller boven dan beneden, in een dik half uur. In totaal nam de tocht een kleine twee uur in beslag, inclusief het veelvuldig stoppen en rondkijken. Heel goed te doen dus.
Bij terugkomst vroegen we aan de man van de NPS of hij ons misschien advies kon geven m.b.t. het vervolg van onze reis. Omdat hij ons inschatte als natuurliefhebbers en wandelaars, wat klopte,  raadde hij ons aan via Durango naar Ouray te gaan en daar een campground op te zoeken met de naam Amphitheater. Dat leek ons een prima plan. Voordat we richting Durango reden zochten we eerst nog de Spider Rock op aan het eind van de Canyon. Dit is een 240 meter hoge, smalle verticale rotsformatie. Erg indrukwekkend.
Spider Rock





Om ongeveer drie uur reden we weg richting Durango. Door de rotsen van de Red Rock Valley, je weet niet wat je ziet, naar het punt waar vier staten bij elkaar komen: Utah, Colorado, New Mexico en Arizona. 



Er is een heel monument omheen gebouwd (lees: Indianenmarkt) en je moet er zelfs voor betalen. Maar goed, toch het spel maar even meegespeeld, al was het maar om de benen te kunnen strekken tijdens de best lange autorit. 


En je mag er ook al niet skateboarden....

Trouwens, vergeten te vertellen dat we de dag ervoor nog op een bijzondere manier met de amfibische eigenschappen van onze auto kennismaakten. Het had erg geregend in het gebied van de Hopi waar we doorheen reden. Een tegenligger reed door een plas waardoor er een flink watergordijn achter zijn voertuig uitwaaierde. Bert reed, niet eens hard, ook door die plas. Dat  bleek geen plas te zijn maar een zwaar ondergelopen stuk weg….onze auto vloog er met een klap in en werd onmiddellijk afgeremd. Gelukkig hielden we contact met het asfalt, tenminste, dat denk ik, want we kwamen er heelhuids weer uit. Pfff….ook weer overleefd…..

Om half zeven reden we de United Campground in Durango op. Brede stroken dik groen gras met ruime plaatsen maar desondanks wat weinig privacy. In de boom boven ons hing een wespennest, prachtig om te zien maar die wespen….dat bleek mee te vallen. Ze waren waarschijnlijk zo geschrokken van die vreemde buitenlanders dat ze zich niet vertoonden. 


In deze boom hing het nest

Terwijl we ons installeerden kwam er een stel aanlopen, zwaar hijgend onder de last van volgepropte rolkoffers en tassen. Ze zetten geen tent op maar gingen direct in het gras liggen bijkomen. Later sprak de man Bert aan, met een onduidelijk verhaal over zijn vader die ziek was en in Mexico zat. Een soort verkapt bedelen? We wisten het niet maar vonden het wel vreemd. Uiteindelijk zetten ze helemaal geen tent op, die hadden ze namelijk niet. Ze sliepen op een stuk plastic. Echt zwervers kon je ze niet noemen, maar het waren duidelijk ook geen recreatieve kampeerders. This is America!

We maakten de laatste chili op, het naderende einde van de reis wordt nu ook onmiskenbaar zichtbaar door de geslonken etensvoorraad. We verdrongen die gedachte maar snel, soms ben je erg blij dat je over struisvogeltechnieken beschikt…..