woensdag 11 september 2019

Maandag 9 september – dag 16: Capitol Reef


Vandaag heb ik mijn enkel voor 95% genezen verklaard. Tien dagen na dato.
Na het ontbijt deden we eerst de afwas van gisteravond, daarbij enorm geholpen door het schuursponsje dat Martin en Marianne ’s ochtends vroeg onder een steen op onze tafel hadden gelegd. Ons eigen exemplaar ligt namelijk thuis ergens te jammeren in het achtergelaten afwasteiltje. Gelukkig had zowel Martin als Marianne er een in de bagage gestopt zodat zij dubbel voorzien waren en er best een wilden missen. Marianne’s wandelstokken lagen er ook bij voor mij, ik had namelijk aangekondigd voor het eerst weer een langere wandeling te willen maken: de Grand Wash Trail. Dat gingen zij ook doen, maar Marianne kon wel zonder.


Wij vertrokken uiteindelijk pas om half één, lekker op het heetst van de dag. Nu viel het mee met de temperatuur, het was iets van dertig graden, maar de zon kan hier dan toch ongenadig branden. We smeerden ons dus goed in en gingen op pad. Dat pad, dat wisten we van een eerdere ervaring, is behoorlijk vlak met een hoogteverschil van 60 meter over 3,2 km. Je loopt in een rivierbedding en deels tussen hoge rotswanden door, toepasselijk The Narrows geheten.


Het viel niet tegen. Sterker, het viel mee. Ik had helemaal nergens last van en liep in normaal tempo de tocht van in totaal 6,4 km uit. Ondanks het middaguur was er voldoende schaduw zodat we af en toe even konden pauzeren om wat te drinken. En hoewel het erg rustig was kwamen we toch hier en daar wat mensen tegen. Tegelijk met ons startte ook een groepje, een man van middelbare leeftijd met in zijn kielzog twee jonge, sportieve meiden en een jongere man. Meneer middelbaar vond zichzelf kennelijk heel belangrijk. Hij hield de hele tijd een selfie-stick in de lucht, voor het geval het gezelschap hem eens kwijt mocht raken (dat is hier onmogelijk). Op een goed moment, toen hij zich weer eens omdraaide om te zien of zijn gevolg nog in zicht was, riep een van de dames uit ‘we lopen vlak achter je hoor!’. Bij elke hoek stopte hij om, niet gehinderd door enige kennis van zaken, een lezing te geven over iets wat hij zag. Bijvoorbeeld over iemand die zijn naam in de rots gekrast had, dat zou vast en zeker een petroglief (rotstekening) kunnen zijn. Ook al stond er gewoon ‘Johan’. Hilarisch. Elke keer dat wij ze passeerden – of zij ons, wij stopten vaak om rond te kijken en foto’s te maken – vroeg hij hoe ver het nog was. Op het laatst was ik er zo klaar mee dat ik zei ‘geen idee’. De volgelingen keken inmiddels allang verveeld om zich heen. Na ongeveer een uur gelopen te hebben viel het me op dat we ze niet meer zagen. Wat denk je: omgekeerd! Te ver…
Na tweeëneenhalf uur waren we weer terug bij de auto. Missie volbracht!













Nu hoefden we alleen nog maar even nieuw ijs voor in de koelbox te halen, wat we deden in Torrey. Daarvoor moet je een heel stuk westwaarts rijden maar o, wat is dat de moeite waard! Rode rotsen in allerlei vormen en kleuren die in de lage zon steeds intenser van kleur werden.


Bij de tent schreef ik nog wat aan het blog terwijl Bert aan het lezen was. Daarna maakte ik een pittige mangosalade voor ons bezoek en dat diende zich al snel aan. Tja, wat moet ik daarvan vertellen? Het was wederom een geweldige avond waarin allerlei onderwerpen aan de orde kwamen, van de Amerikaanse staatsschuld tot de uit de pan rijzende huurprijzen van woningen in het westen van Nederland. Na het eten zaten we nog lang bij het vuur te kletsen, de avond kon niet meer stuk.


Martin en Marianne, bedankt voor jullie inspirerend gezelschap! Voor de meelezers verwijs ik graag naar hun blog, waar Martin met een portie ongelooflijk droge humor hun wederwaardigheden in Amerika beschrijft: martinenmarianne2019.blogspot.com


Zondag 8 september – dag 15: Hanksville – Capitol Reef


Naast ons was gisteravond een familie neergestreken in twee tentjes (de volwassen zoons) en een Jucy Car, een soort mini-camper (de ouders). De zoons waren op de motor en de ouders sliepen op het dak van de Jucy in het penthouse, beter gezegd een piepklein tentje van stof. Ze hadden het duidelijk heel gezellig met elkaar maar waren naar ons toe nogal stug. Ok, ze gaven wel antwoord als we ze goedendag zeiden maar daar hield het mee op. Ach, je kunt niet met iederéén beste vrienden worden.


Vanmorgen nam ik na het ochtendritueel van ontbijt, tent opbreken en douchen uitgebreid de tijd om het blog bij te werken. Ik schreef er ook nog een en plaatste die samen met de drie anderen die in de wacht stonden. Toen ik daarmee klaar was en we naar de auto liepen om weg te rijden wensten we toch onze buren goede reis – zij gingen duidelijk ook weg. Ze vroegen waar we vandaan kwamen – natuurlijk – en op ons antwoord dat we uit Holland kwamen kwam er meteen een vraag achteraan: spreken jullie Frans? Ja, dat deden we. Nou, toen verdween de barrière die ze eerst opgeworpen hadden als sneeuw voor de zon. In het  Frans bleek het prima communiceren, ze kwamen uit Franstalig Canada en gingen min of meer dezelfde route doen als wij. We zouden ze vast nog wel tegenkomen dachten ze, goede reis en tot ziens! Zo zie je maar.


Gisteren reden we over de Scenic Bwy 95, vandaag vervolgen we die met de Bwy 24 naar Capitol Reef. Oók al zo mooi, het wordt haast langdradig ;) Al talloze malen hebben we dat gereden, maar nog nooit eerder sloegen we af bij de Factory Butte. Dat deden we naar aanleiding van een tip van Kalaman (AA-forum), die beschreef hoe mooi het gebied erachter was. Nou, en dat klopte! Over een dirt road reden we nu alweer een andere planeet binnen. Voor de zoveelste keer draaiden onze ogen overuren. Je bleek helemaal via deze weg naar Goblin Valley State Park te kunnen rijden. Nu was dat niet onze bestemming, maar de verleiding was wel groot. Op ongeveer de helft keerden we om. Het voorval van gisteren – de motorrijder die opeens met pech stond en geen enkel bereik had – heeft me wel aan het denken gezet. Als je voertuig het op deze weg zou begeven was je ook aan de goden overgeleverd, we waren er helemaal alleen en naar de hoofdweg teruglopen in de hitte zou niet echt een veilige optie geweest zijn. Maar er gebeurde helemaal niets desastreus en na deze schoonheidsinjectie (hoef je niet voor naar de plastisch chirurg) kwamen we geheel verkwikt aan op de Fruita campground.













Dit jaar zijn er daar voor het eerst geen ‘first come first served’- plaatsen meer. Alles gaat op reservering. Dat is toch wel ontzettend jammer. Gelukkig hadden wij voor twee dagen een plek kunnen bemachtigen, en dat slechts zeven weken van tevoren. Moesten we wel met twee verschillende plekken genoegen nemen en dus na één nacht verkassen, maar ach, dat hadden we er graag voor over. Plek 67 bleek een mooie plek aan de rand te zijn (C-loop, daar staan we het liefst). Het kostte enige moeite een vlak stukje voor de tent te vinden, maar als we hem half in de barbecue zetten lukte het net. We liepen naar het Gifford House, waar ze de lekkerste pie van de wereld hebben, om te zien hoe een Amerikaanse ons nét voor was: ze pakte de laatste uit het rek...’O, maar jullie mogen wel de helft hebben hoor, ik heb aan een halve genoeg!’ Dat aanbod hebben we vriendelijk afgeslagen, morgen werd er nieuwe voorraad aangeleverd. Maar aardig was het natuurlijk wél!






Terwijl we terugliepen werden we aangesproken door een dame op leeftijd die met haar kleinzoon aan het wandelen was. ‘Waar komen jullie ….’ etc. Bij het woord Holland begon ze hartelijk te lachen. Wat was er zo grappig, vroegen we ons af? Wel, de vader van haar man was Nederlands, dat maakte haar kleinzoon – een heel verlegen ventje van drie-en-een-half, met roodverbrand gezichtje onder een grote pet en de ogen verscholen achter een enorme zonnebril – dus ook een beetje medelander. Toen vroeg ze of we al perziken hadden geplukt in de boomgaard. Dat kan hier overal, je plukt wat je wilt en betaalt een dollar per pond. Nee, dat hadden we nog niet gedaan. Ze legde uit waar we moesten zijn en bij de tent gekomen verdeelden we de taken. Ik ging plukken, in de hoop iets van een toetje te kunnen fabriceren en Bert begon met de voorbereidingen van onze befaamde schaapherderspot, een eenpits vakantiegerecht dat we altijd in Frankrijk maken. Want: we kregen bezoek! Martin en Marianne, van het AA-forum, zouden óók vandaag aankomen. In een van de schaarse internetmomenten van afgelopen dagen hadden we via Whatsapp contact gehad en ik had ze uitgenodigd mee te eten. Aangezien zij geen kookspullen meehadden namen ze die uitnodiging graag aan.


Om een uur of half zeven hadden ook zij hun tentje staan en schoven we gezamenlijk rondom de picknicktafel. Ik kan wel zeggen dat het een reuze gezellige boel werd! Zij deelden samen één wijnglas, dat ging prima, Bert probeerde de Amerikaanse aardappelen gaar te krijgen, dat lukte helemaal niet en we kletsten er heel wat af. De stoofpot smaakte redelijk maar haalde het niet bij de Franse versie, de perziken die ik kleingesneden had en overgoten met een heel klein beetje ahorn siroop maakten dat weer goed. We hadden echt een geweldige avond en spraken meteen af de volgende dag wéér samen te eten. Waarvan akte!