maandag 16 september 2019


Zaterdag 14 september – dag 21: Telluride

Stoned in de bergen…het kan je zomaar over komen. Vanmorgen hadden we net de ochtendkoffie achter de kiezen, genuttigd terwijl we in het zonnetje van het fenomenale uitzicht genoten, toen we geroepen werden door de buurman (de nacht hadden we dus overleefd. De slaapzakken waren, zoals beloofd in de advertentie, meer dan warm genoeg om de temperatuur van 3⁰ C te tackelen. Zolang je maar niet je neus er bovenuit stak was het prima te doen). De buurman stond een eindje verderop, met een naar schatting twaalf meter lang mobile home. Hij wenkte ons vanuit de achterdeur dus liepen we er maar naar toe. Hij stond erop koffie voor ons te maken, ook al vertelden we dat we die net op hadden. Niks mee te maken, kom maar binnen! Wij het trapje op dus. Om meteen in een slaapkamer te komen waar iemand in bed lag die zo te zien allang afscheid genomen had van het leven. Het was zijn moeder. Volkomen uitgemergeld en met opengesperde ogen staarde ze in het niets. Hij gaf haar een aai over de bol, en wij mompelden maar iets van ‘good morning ma’am’, enigszins uit het veld geslagen door deze confrontatie op de vroege morgen. Maar de buurman liep door naar de keuken en stelde ons voor aan zijn vrouw en nog iemand die er rondliep: ‘This are our friends from Holland!’. Zijn vrouw was zich nog aan het aankleden, zij hadden in de woonkamer geslapen. Het was voor het eerst dat we in zo’n woonwagen waren en het was…tja, wat je denkt dat het is. Een compleet huis. Met nephaardvuur waarboven een enorme tv hing, nepleren bankstel waar je gemakkelijk met z’n zevenen op kon zitten, een volwaardige keuken en badkamer met douche. En dan die slaapkamer van oma dus.

Het mobile home van de buurman met  links de invalidentoegang en rechtsvoor een hondenhok 

We kregen koffie, al duurde dat even. Om ons niet wakker te maken hadden ze de generator nog niet aangezet, dat was wel ontzettend attent van ze. Maar nu was er dus even geen stroom. Na een minuut of twintig kon het koffiezetapparaat toch zijn werk doen en kregen we een grote (naar Amerikaanse begrippen kleine) beker koffie. Natuurlijk was er ook een elektrische melkopschuimer waaruit ik een flinke scheut toebedeeld kreeg, en met de cacao die er overheen gestrooid werd was het een feestelijk gebeuren. Inmiddels was de vrouw aangekleed, en met enige moeite strompelde ze het trapje af naar de keuken waar ze pancakes ging bakken. De derde persoon was een wat jongere man waar we makkelijk mee aan de praat raakten. Hij bleek buiten te slapen, in dat wat wij hadden aangezien voor een hondenhok 😁. Ze bleken elke dag naar het festival te gaan in Telluride, tot in de late uurtjes bleven ze daar hangen. Wij vroegen hoe dat dan met de moeder ging. Nou, die ging gewoon mee hoor! Overal mee naar toe trouwens. ‘Ik denk dat ze dat wel leuk vindt’, zei de vrouw, ‘maar dat weten we natuurlijk niet zeker want ze reageert nergens meer op’. Kortom, ze hesen haar eerst in een rolstoel waarin ze half lag, dan werd ze vastgesnoerd op de passagiersstoel naast de bestuurder, en rijden maar! We probeerden ons voor te stellen hoe dat eruit zou zien, moeder in de rolstoel op het festival, tussen alle half- en geheel beschonken bezoekers (gratis bier!). Ze moest zeker over de honderd zijn dachten we. Dat was niet zo, ze was drieëntachtig...Ik moest denken aan een paar mensen in mijn zeer directe omgeving die ook rond die leeftijd zijn en zeilreizen langs de Lofoten maken, danwel elk jaar maandenlang naar Mexico vertrekken of, echt waar, kamperen in een tentje in Amerika...


Nauwelijks bekomen van dit verhaal kwam de buurman, die zich intussen even aangekleed had in de badkamer, naar ons toe met een sigarenkoker. Daar zat een joint in, gisteren op straat gekocht in Telluride. Of we ook wat wilden? Nou nee, we bedankten vriendelijk voor de eer. Maar we wisten toch wel dat wiet legaal was in Colorado? Tja, dat wisten we wel. Alleen aan ons niet besteed. We wilden nu ons eigen programma verder volgen en namen dus afscheid. Wat een vreemde ontmoeting. Dat we een joint aangeboden kregen in Amerika, hoe weird….


Toen we terugliepen naar de tent kwam er opeens een man uit het bos met een aantal geiten en een ezel. Die ezel en enkele geiten droegen bepakking. Even later kwamen er nog twee andere  mannen in camouflagekleding opdagen. De buurman vertelde dat ze ’s nachts op jacht gingen om elken te schieten. Kennelijk zonder resultaat, want we zagen alleen levende have.  

De geitenman. Foto is niet zo duidelijk, ik was net iets te laat.


Nadat ik het blog wat had bijgewerkt, althans, de teksten alvast had geschreven, reden we richting Telluride. Dat was een feest, want de omgeving is adembenemend. Zowel letterlijk als figuurlijk want we merkten heel goed dat we erg hoog zaten. Al na de minste inspanning moesten we even gaan zitten en ik had zelfs ’s nachts af en toe het gevoel gehad dat ik niet genoeg lucht kreeg. Maar de bergen waren ook zó ongelooflijk indrukwekkend mooi dat ook dát ons de adem benam. Dat je op zo’n plek mag kamperen is een groot geschenk.
We reden naar Mountain Village, dat ligt iets ten zuidwesten van Telluride. Het is een uit de grond gestampt skidorp voor de happy few want onbetaalbaar. Om de stroom bezoekers in zomer en winter goed te kunnen bedienen is er een gondel aangelegd die je eerst op de berg brengt waar je overstapt op een andere, en die tilt je dan over een lagere berg heen naar het centrum van Telluride zelf. Snel, prachtige uitzichten en ook nog gratis. Als je wilt kun je vanaf de eerste berg allerlei wandelingen maken, maar gezien de lichte vorm van ademnood zouden we dan langer moeten acclimatiseren. In de gondel raakten we aan de praat met een dame die haar been in een brace had wegens een ingeklemde zenuw. Zij kwam wel vijf keer per jaar naar dit gebied vanuit Texas waar ze een farm hadden. Altijd leuk, zulke gesprekken!




Telluride zelf is niet groot maar wel gezellig. Het heeft een overzichtelijke Main Street, met allerhande hippe winkeltjes en ook de nodige horeca. Qua prijzen doet het niet onder voor Aspen maar dat vonden we veel minder leuk, alleen maar Prada en Louis Vuitton. Hier had je toch nog het idee dat het niet alleen voor de allerrijksten was. Sterker nog, Bert kocht er twee overhemden bij een van de vele sportzaken. Omdat ik perse een paar blogs wilden plaatsen zochten we een plekje in de schaduw bij een koffietentje waar we een heerlijke smoothie namen en ik wifi kon gebruiken. Omdat we graag bij de tent van het uitzicht en de ondergaande zon wilden genieten gingen we redelijk op tijd weer terug. In de gondel troffen we nu een jongeman die bijna omviel van vermoeidheid. Niet van het bier, nee, hij had vandaag een van de hoge bergen beklommen. Hij wees ons even aan welke…nou, dat was zeker een hele prestatie! We vroegen of hij ook naar het festival ging. Nee, dat deed hij niet. Op onze vraag waarom niet, gaf hij na enig nadenken als antwoord ‘I’d rather climb a mountain!’. Het werd een leuk gesprek. Hij was vorig jaar met z’n vriendin naar Europa geweest, had daar in weet ik hoeveel landen gekampeerd en geconstateerd dat kamperen daar toch heel wat geciviliseerder was dan in de USA. Tja, en dat is nu precies de reden dat wij déze kant op gaan.





Bij de tent keken we in stilte naar het steeds roder kleuren van de bergtoppen tegenover ons. Toen het kouder werd maakten we vuur en aten we een stevige chili, vergezeld van een goed glas rode wijn. Om negen uur kwam de maan op en verlichtte het hele gebied. De jagers doken het bos in op zoek naar elken, en wij zochten ons bedje op. Ieder z’n ding.




Vrijdag 13 september – dag 20: Green River – Telluride

Eieren uitblazen (best lastig trouwens, wel eens geprobeerd?) kreeg vanmorgen een heel andere betekenis. Terwijl ik m’n tanden aan het poetsen was in het toiletgebouw kwam er een mevrouw binnen met vijf eieren in een plastic eierdoosje. Ze wilde ze kennelijk laten schrikken onder de koude kraan, maar die was daar juist warm. Toen zat ze met natte en onverschrokken eieren. Wat nu? Om een of andere reden bedacht ze dat ze ze wel  onder de handendroger zou kunnen drogen. Die droger, dat was een nogal bijzonder apparaat. Het bestond uit slechts een knop in de muur, maar als je die indrukte kwam er ergens aan de onderkant een keiharde stroom hete lucht uit. Inmiddels was de dochter ook toegesneld en kon nog net meemaken dat de eieren, eenmaal blootgesteld aan de hogedrukföhn, uit het bakje overal naar toe vlogen…je maakt wat mee hoor, op zo’n camping!

Vandaag was een gokdag. Niet zoals men hier in de casino’s voor zich ziet, maar qua kampeerplek. We gingen namelijk naar Telluride, dat ligt hoog in de Rocky Mountains in Colorado. Dat wordt door veel mensen beschreven als een absolute aanrader maar tot nu toe waren we er steeds niet aan toegekomen. Dit jaar zou dat anders worden. We dachten vast en zeker ergens wel een plekje te vinden, tot we van Martin en Marianne begrepen dat de hotelkamers juist dit weekend extreem duur waren. Iets in de orde van grootte van $320 per nacht. Ik ging dus maar eens op onderzoek uit om erachter te komen dat er precies deze dagen een blues- en brewfestival georganiseerd was. Tja, dan kun je wel uittekenen hoe het gaat. Maar, als altijd hielden we hoop. Gewoon gaan rijden en zien wat er mogelijk is.


Dat rijden deden we deze keer dwars door de LaSal Mountains. Dat was niet alleen veel korter, maar ook veel mooier dan via de gewone weg. Vorig jaar hadden we daar volop genoten van de herfstkleuren en natuurlijk hoopten we dat nu ook weer te zien. Nou, dat was ijdele hoop. De herfst valt hier veel later in dit jaar en hoewel we hier en daar een begin van verkleuring in de bladeren zagen was het overgrote deel gewoon nog groen. Eerst reden we richting Moab over de 127 en waar de LaSal loop werd aangegeven sloegen we linksaf. Op een gegeven moment sloeg de loop rechtsaf, weer terug naar Moab, maar wij gingen links. Op slag gaf de navigatie op mijn telefoon (Here we Go) aan dat we er twee uur langer over zouden doen. Oei. Gezien de te verwachten drukte in Telluride was het niet handig daar al te laat aan te komen.  Nou ja, we waren al onderweg en terugrijden zou ook extra tijd kosten. De weg was goed, geasfalteerd en al. Dat wil zeggen, tot hij dat níet meer was. Ach, een stukje dirt road kon geen kwaad toch? We reden dus verder, daarbij gesteund door de navigatie die, na ons aanvankelijk steeds maande om te keren, nu aangaf dat we de goede kant opgingen. We gingen steeds hoger de bergen in en de weg werd steeds slechter. Maar het point of no return waren we allang gepasseerd. Opeens was er een splitsing die we niet echt konden duiden. Op goed geluk kozen we de linkerkant. En doooorrrrr maar weer. Na iets van anderhalf uur kwam ons een pick-up tegemoet, die we maar even tot stilstaan maanden en vroegen of we op de goede weg naar Paradox zaten – dat was het plaatsje waar de ‘gewone’ weg weer begon. De tandeloze boer was ontzettend behulpzaam. Hij vertelde dat we over een paar mijl eerst rechtsaf moesten, dan na een mijl ongeveer weer linksaf, na vijf mijl weer rechtsaf en dan kwam het allemaal goed. Voor de zekerheid vroeg ik nog of dat met onze auto zou lukken en hij stak z’n duim op: geen probleem.


Natuurlijk vergaten we wat hij nu precies gezegd had, maar in grote lijnen klopte het wel met wat de navigatie aangaf. De eerste afslag was snel gevonden, maar daarna werd het wat vaag. De navigatie wilde ons eerst over een sloot hebben en dan een zandpad op maar dat leek ons niet zo’n goed idee. Toen we iets verder reden bleek echter dat we er dan nóg een uur langer over zouden doen, dus reden terug naar de – droge en ondiepe – sloot. Erdoorheen dan maar. Het zandpad dat volgde reed eigenlijk heel makkelijk. 




Er reed een quad voor ons en die reden we maar achterna. We gingen weer omhoog, weer een pas over. Bovenop de berg kwam er een jeep aan met vier zwaar bewapende mannen erin. Jagers, die ons enigszins verbaasd aankeken; zij in een jeep vanwege de very very dirt road, en wij in een soort personenauto…. Ook díe vroegen we de weg. En we zaten nog steeds goed gelukkig. Nadat we een stuk afgedaald waren kwamen we langs een kleine nederzetting waar alle jagers van de streek zich verzameld hadden. Overal stonden jeeps, er hingen Amerikaanse vlaggen, het was er druk. Wij zwaaiden als prinses Beatrix en met open mond staarden ze ons aan, maar ze zwaaiden allemaal terug 😎. Nog iets verder de berg af reed een jongen op een crossmotor ons tegemoet. Om maar even aan te geven hoe de toestand van de weg was. Hij reed bijna het bos in toen hij ons zag. 


Eén keer reden we echt verkeerd maar dat hadden we vrij snel in de gaten. Voor de zekerheid vroegen we het nog even aan alweer twee passerende jagers, en die wezen ons de goede kant op. Na uren hobbelen zagen we opeens het BuckEye reservoir als een prachtig blauw meer in de verte opdoemen. En dat bleek een recreatiegebied te zijn. Een sanitaire stop konden we wel gebruiken, en in dit niemandsland was natuurlijk wél weer een keurig schoongehouden wc-huisje te vinden, voorzien van vier rollen wc-papier. Er was geen levende ziel te bekennen…







Toch was dit het begin van het einde, van de dirt road dan. Opeens zaten we weer op de gewone weg vlakbij Paradox, wat niet meer voorstelde dan een paar huizen en een kerkje. Nu  gauw richting Telluride, het was al tegen drieën. We bekeken een paar dispersed campgrounds langs de route maar keurden die af. De eerste officiële die we tegenkwamen was de Sunshine CG. Je moest er eerst helemaal naar binnenrijden om het bordje ‘campground full’ te kunnen lezen. Volgende optie was de Matterhorn CG. Zelfde verhaal. Op onze vraag of er überhaupt nog ergens plaats zou zijn antwoordde de host dat onze enige kans nog was een dispersed campground enkele mijlen verderop. In het National Forest mochten we vrij kamperen, misschien zou dat lukken. We volgden haar aanwijzingen precies op en kwamen terecht bij het Priest Lake/Trout Lake. Daar reden we een heel eind om heen (dirt road, ja precies) tot we ergens een camper zagen staan. Iets verderop was een redelijke plek, maar wel heel verlaten en vooral heel donker. Eerst nog maar even verder kijken. En toen, bijna op het eind, lag er het meest fantastische terrein ooit, middenin de bergen. Open, licht, gras. Op een hoogte van 3200 meter, met zicht op nog véél hogere toppen, zetten we onze tent op. Ok, er was niets. Geen water, geen wc. Maar dat eerste hebben we zelf altijd bij ons, en aan de overkant van de weg begon een trail op de Lizzard Head Pass met als voorziening voor de wandelaars…twee wc’s! We konden ons geluk niet op. Vanwege het Blues- en Brewfestival was alles gewoon driedubbel uitverkocht, de hotelkamers waren qua prijs 10x over de kop gegaan. En wij, wij stonden gratis. Op de mooiste plek ever.







Geen picknickbank, dan maar improviseren! Ziehier onze kampkeuken. Vermoedelijk een platform om schapen te scheren o.i.d.
’s Avonds reden we naar Telluride wat een aardig stadje bleek. Een beetje een hippie-gebeuren maar wel met yuppenprijzen. Voor de concerten van het festival waren we te laat dus we misten John Foggerty helaas (later hoorden we dat hij weer heel veel gepraat had). We aten verukkelijke chicken wings in de hipste tent in town, gevolgd door een Brooklyn pizza. Toen die op tafel kwam schrokken we een beetje, het leek meer op brood dan op pizza. Maar schijn bedriegt, hij was overheerlijk. Terug was het nog even zoeken in het pikkedonker naar de juiste afslag, voor je het weet rijd je het talud af. We maakten ons op voor een ijskoude nacht: op grote hoogte en bij heldere hemel moet je alle thermospullen die je hebt aantrekken. Als Michelinmannetjes wurmden we ons in onze slaapzakken in de hoop zo de kou te weren. Of dat gelukt is horen jullie morgen.