zondag 25 september 2022

Dag 31 – vrijdag 23 september: Amorgosa Valley – June Lake

Alsof we in de cakewalk op de kermis zaten, en dat urenlang. Zo was het gisteren. Maar ik loop op de zaken vooruit.

Om half zeven stond ik al buiten de tent om dat wonderlijke woestijnlandschap in me op te nemen en nog wat foto’s te maken. Ik zou er niet zo snel langer dan een nachtje boeken, er is nauwelijks iets anders te doen in de niet eens zo directe omgeving dan Death Valley bezoeken, maar voor een enkele overnachting was het werkelijk perfect. Zo anders dan alle andere kampeerplekken die we ooit mee hebben gemaakt.

Om half elf reden we richting van dat voornoemde park. Het was verder weg dan we dachten, we waren eigenlijk een beetje vergeten hoe groot de afstanden daar zijn. Maar eenmaal op de bestemming aangekomen had het nog niets van z’n betoverende werking verloren. Wat een kleuren, wat een verscheidenheid aan vormen! En voor de verandering ook eens niet zo bloedheet, wel zo lekker. Bij de officiële ingang, waar je voor je toegang kunt betalen als je nog geen All America Pass hebt, hing een kaartje met daarop in geel gemarkeerd de wegen die open waren. Vanwege heftige overstromingen was een groot deel van het park nog steeds onbegaanbaar. Helaas bleek niet alleen de 190 gestremd voor doorrijden naar Lone Pine, maar ook de 374 naar Beatty was nog gesloten. Dat betekende voor ons straks 100 km omrijden. We hadden de stille hoop gehad dat er inmiddels iets meer open was maar nee dus. Nu ja, niets aan te doen. Toch eerst maar een paar hoogtepunten bezoeken, wat dat aangaat viel er nog best veel te zien. Als eerste stopten we bij Zabriski Point. Dat is wel een van onze favorieten en ook nu weer werden we geraakt door de verscheidenheid aan kleuren. De parkeerplaats was op een enkele auto na leeg, mooi. Maar we waren nog niet boven of er kwam een bus aangereden die een lading Duitsers uitspuugde. Gevolgd door een andere bus, en nog een. Hijgend en puffend werkten deze mensen zich naar boven, duidelijk niet gewend aan enige inspanning. We manoeuvreerden er een beetje doorheen, en nadat zij allemaal hun selfies hadden gemaakt konden we een flink aantal mooie plaatjes schieten. Beneden was de parkeerplaats opeens helemaal vol.

Onze volgende gang was naar Artists Palette, daar rijd je in een loop van zo’n 12 kilometer doorheen. Natuurlijk zijn er de nodige itzichtpunten te vinden. Schitterend! Kopergroen, geel, rood en alles daartussenin schreeuwden om het hardst om onze aandacht. We hadden nog wel veel langer willen blijven maar het was inmiddels al tegen half twee en we hadden nog een flinke rit voor de boeg. Toch maar teruggereden dus, hoewel we nog een aantal keren uitstapten voor nóg maar een foto. Opeens liep hij daar. Eenzaam en vermagerd, al aardig op leeftijd zo te zien. We kregen medelijden met hem en hadden hem graag een lift gegeven, maar of hij daar nu zo blij van zou zijn geworden… Wat moet een coyote tenslotte in de achterbak van een auto, bij die enge diersoort-op-twee-benen??

Met nog 450 km voor de boeg was het wel aanpoten geblazen. De navigatie gaf aan dat we om 17.15 op de Oh Ridge campground bij June Lake, dat ligt tegen Yosemite aan, zouden arriveren. Acceptabel. Helaas was hierbij geen rekening gehouden met het fenomeen ‘Road work ahead, expect delays from 30 minutes’. Het eerste deel van de weg was ronduit saai te noemen. Echt niks aan, en ook druk met werkverkeer. Toen we eenmaal van de 95 afdraaiden, de 266 op, werd het beter. Ik had het stuur overgenomen want de auto gaf een piepje dat de bestuurder pauze moest nemen. Die tijd hadden we niet, dus we gooiden er snel wat Gatorade uit de koelbox in en dóór. Gelukkig hadden we wel heel goed ontbeten.

Er is een weg, die heet de Loneliest Road, Interstate 50, 660 km lang en loopt van west naar oost, ruwweg gezegd. Nou, we kunnen daar nu wel een paar aan toevoegen. Ik noemde al de 266, maar ook de 120 kan er wat van. Urenlang hebben we gereden zonder ook maar één auto tegen te komen. Op de 266 nog een paar, maar op de 120 echt geen één. Die laatste manifesteerde zich als de ultieme test voor de cakewalk op de kermis. We gingen ik-weet-niet-hoeveel keer naar boven en naar beneden, en als je naar boven reed wist je nooit wat erachter kwam dus lekker de vaart erin houden was lastig. Intussen begon het al wat te schemeren, en we schoten voor ons gevoel geen meter op. Tot we, om 18.20, eindelijk op de hoofdweg kwamen, de 395. Toen was het nog 15 kilometer en toen waren we er eindelijk. Nog net licht genoeg om de tent op te zetten, voor het koken van ons potje hadden we echt de lamp nodig. Een lange dag was het geweest, en we hadden de pijp wel uit. Hoewel het koud was lieten we zelfs het vuurtje voor wat het was. Morgen maar weer. We blijven hier in elk geval drie nachten, willens en wetens de kou trotserend. Dromend van de cakewalk vannacht.







Onder zeeniveau!








En toen liep hij ons wéér voor de voeten/wielen


Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Leuk als jullie een reactie achterlaten!