We moesten een eind rijden vandaag. Eerst naar Las Vegas, waar we nog even een deken die we niet gebruikt hebben terug wilden brengen, en dan naar Amargosa Valley dat tegen Death Valley aanligt. Het was ronduit een saai stuk tot de stad van verderf. En eenmaal daar aangekomen was het smoor- en smoordruk, vijf rijen auto’s naast elkaar. Niet echt leuk rijden. Sowieso moesten we erg wennen aan al die drukte na al die weken in de natuur. Maar goed, we kwamen erdoorheen en daarmee zat twee derde van de dagtrip erop. Het laatste stuk, nog zo’n twee uur rijden, moest ons naar een bijzondere plek brengen: Tarantula Ranch. Enig speurwerk op internet had een vrij nieuwe campground opgeleverd, op redelijke behapbare afstand van de oostelijke ingang van Death Valley. Dat leek ons wel handig, zo konden we het park bezoeken en daarna doorrijden naar June Lake waar de volgende plek is. Vrij laat kwamen we aan, zo tegen half zes. Eerst konden we het niet vinden, het was echt midden in de woestijn waar niets of niemand te zien was. Alles om ons heen was dor en droog. Maar toen zagen we het toch, en het wás toch iets speciaals! Het was een kleine wijngaard, tijdens de covid-jaren aangekocht door een gezin uit Oregon dat weg wilde uit de regen en de donkerte. Enige ervaring met deze tak van sport hadden ze niet zo te zien, de wijnranken zagen er niet echt gezond uit. Maar we konden het niet aan ze vragen want we hebben niemand gezien. Onze tent zetten we op bij de Chardonnay, dat vonden we wel toepasselijk. Het was er dood- en doodstil en ondanks het late tijdstip ook erg warm. Om enige schaduw te creëren bij het opzetten van de tent zetten we de auto erachter, dat werkte goed. Er waren vijf tentplekken, allemaal leeg, en drie kleine trailers die ze verhuren als ‘glamping’. Eigenlijk was het alleen een bed, je kon er niet in staan. Eén ervan was bezet door een jong stel. Het was vrij primitief allemaal, maar wel heel schoon en duurzaam. Drie wc’s, allemaal compost-toiletten waar je een mengsel van zaagsel en zand in moest gooien. Een buitendouche op zonne-energie en een ingerichte buitenkeuken waar iedereen gebruik van mocht maken. Aan de rand van het geheel stonden twee luie stoelen opgesteld naast een vuurplaats zodat je ’s avonds gezellig naar de sterren kon kijken. Het kampgeld konden we in een envelopje kwijt dat we in een brievenbus moesten gooien. Het was een waanzinnig mooie plek, zo midden in de woestijn! We bleven na het eten nog een tijd zitten. De hitte was verdwenen en had plaatsgemaakt voor een heerlijke zomeravondtemperatuur. Dat koesterden we nog maar even, morgenavond in de bergen zou dat wel anders zijn.
USA: 2022 - Rondje Las Vegas 3e x; 2019 - Rondje Las Vegas 2e x; 2018 - Rondje Las Vegas; 2016 - Rondje Denver; 2014 - Noordwest - Canada; 2013 - Zuidwest - Chicago; 2012 - New York - Midwest - Chicago; 2011 - Noordwest - Canada; 2010 - New York - Zuidwest
zaterdag 24 september 2022
Dag 30 – donderdag 22 september: Williams – Amorgosa Valley
Nog een paar dagen kamperen, dan zit het erop. Terug naar huis, naar Minnesota. Tenminste, als we afgaan op wat de mensen tegen ons zeggen: dat ons accent uit die contreien lijkt te komen. Dan is ons Engels in elk geval niet zo miserabel als dat van onze premier, die het heeft over ‘de saus of de kantry’. Volgens de jongens van ‘Even tot hier’ (Jeroen Woe en Niels van der Laan).
We moesten een eind rijden vandaag. Eerst naar Las Vegas, waar we nog even een deken die we niet gebruikt hebben terug wilden brengen, en dan naar Amargosa Valley dat tegen Death Valley aanligt. Het was ronduit een saai stuk tot de stad van verderf. En eenmaal daar aangekomen was het smoor- en smoordruk, vijf rijen auto’s naast elkaar. Niet echt leuk rijden. Sowieso moesten we erg wennen aan al die drukte na al die weken in de natuur. Maar goed, we kwamen erdoorheen en daarmee zat twee derde van de dagtrip erop. Het laatste stuk, nog zo’n twee uur rijden, moest ons naar een bijzondere plek brengen: Tarantula Ranch. Enig speurwerk op internet had een vrij nieuwe campground opgeleverd, op redelijke behapbare afstand van de oostelijke ingang van Death Valley. Dat leek ons wel handig, zo konden we het park bezoeken en daarna doorrijden naar June Lake waar de volgende plek is. Vrij laat kwamen we aan, zo tegen half zes. Eerst konden we het niet vinden, het was echt midden in de woestijn waar niets of niemand te zien was. Alles om ons heen was dor en droog. Maar toen zagen we het toch, en het wás toch iets speciaals! Het was een kleine wijngaard, tijdens de covid-jaren aangekocht door een gezin uit Oregon dat weg wilde uit de regen en de donkerte. Enige ervaring met deze tak van sport hadden ze niet zo te zien, de wijnranken zagen er niet echt gezond uit. Maar we konden het niet aan ze vragen want we hebben niemand gezien. Onze tent zetten we op bij de Chardonnay, dat vonden we wel toepasselijk. Het was er dood- en doodstil en ondanks het late tijdstip ook erg warm. Om enige schaduw te creëren bij het opzetten van de tent zetten we de auto erachter, dat werkte goed. Er waren vijf tentplekken, allemaal leeg, en drie kleine trailers die ze verhuren als ‘glamping’. Eigenlijk was het alleen een bed, je kon er niet in staan. Eén ervan was bezet door een jong stel. Het was vrij primitief allemaal, maar wel heel schoon en duurzaam. Drie wc’s, allemaal compost-toiletten waar je een mengsel van zaagsel en zand in moest gooien. Een buitendouche op zonne-energie en een ingerichte buitenkeuken waar iedereen gebruik van mocht maken. Aan de rand van het geheel stonden twee luie stoelen opgesteld naast een vuurplaats zodat je ’s avonds gezellig naar de sterren kon kijken. Het kampgeld konden we in een envelopje kwijt dat we in een brievenbus moesten gooien. Het was een waanzinnig mooie plek, zo midden in de woestijn! We bleven na het eten nog een tijd zitten. De hitte was verdwenen en had plaatsgemaakt voor een heerlijke zomeravondtemperatuur. Dat koesterden we nog maar even, morgenavond in de bergen zou dat wel anders zijn.
We moesten een eind rijden vandaag. Eerst naar Las Vegas, waar we nog even een deken die we niet gebruikt hebben terug wilden brengen, en dan naar Amargosa Valley dat tegen Death Valley aanligt. Het was ronduit een saai stuk tot de stad van verderf. En eenmaal daar aangekomen was het smoor- en smoordruk, vijf rijen auto’s naast elkaar. Niet echt leuk rijden. Sowieso moesten we erg wennen aan al die drukte na al die weken in de natuur. Maar goed, we kwamen erdoorheen en daarmee zat twee derde van de dagtrip erop. Het laatste stuk, nog zo’n twee uur rijden, moest ons naar een bijzondere plek brengen: Tarantula Ranch. Enig speurwerk op internet had een vrij nieuwe campground opgeleverd, op redelijke behapbare afstand van de oostelijke ingang van Death Valley. Dat leek ons wel handig, zo konden we het park bezoeken en daarna doorrijden naar June Lake waar de volgende plek is. Vrij laat kwamen we aan, zo tegen half zes. Eerst konden we het niet vinden, het was echt midden in de woestijn waar niets of niemand te zien was. Alles om ons heen was dor en droog. Maar toen zagen we het toch, en het wás toch iets speciaals! Het was een kleine wijngaard, tijdens de covid-jaren aangekocht door een gezin uit Oregon dat weg wilde uit de regen en de donkerte. Enige ervaring met deze tak van sport hadden ze niet zo te zien, de wijnranken zagen er niet echt gezond uit. Maar we konden het niet aan ze vragen want we hebben niemand gezien. Onze tent zetten we op bij de Chardonnay, dat vonden we wel toepasselijk. Het was er dood- en doodstil en ondanks het late tijdstip ook erg warm. Om enige schaduw te creëren bij het opzetten van de tent zetten we de auto erachter, dat werkte goed. Er waren vijf tentplekken, allemaal leeg, en drie kleine trailers die ze verhuren als ‘glamping’. Eigenlijk was het alleen een bed, je kon er niet in staan. Eén ervan was bezet door een jong stel. Het was vrij primitief allemaal, maar wel heel schoon en duurzaam. Drie wc’s, allemaal compost-toiletten waar je een mengsel van zaagsel en zand in moest gooien. Een buitendouche op zonne-energie en een ingerichte buitenkeuken waar iedereen gebruik van mocht maken. Aan de rand van het geheel stonden twee luie stoelen opgesteld naast een vuurplaats zodat je ’s avonds gezellig naar de sterren kon kijken. Het kampgeld konden we in een envelopje kwijt dat we in een brievenbus moesten gooien. Het was een waanzinnig mooie plek, zo midden in de woestijn! We bleven na het eten nog een tijd zitten. De hitte was verdwenen en had plaatsgemaakt voor een heerlijke zomeravondtemperatuur. Dat koesterden we nog maar even, morgenavond in de bergen zou dat wel anders zijn.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Leuk als jullie een reactie achterlaten!