Amerikanen lopen niet. Dat is de titel van een boek dat ik
mee heb om mijn e-reader. En het klopt, ze waggelen of strompelen of
schuifelen. Het viel dus helemaal niet op dat ik me enigszins hinkend tussen de
goktafels en -machines door wurmde op weg naar het Garden Buffet voor het
ontbijt. Deze keer gelukkig wél op tijd. Voor de laatste keer gooiden we
ons bord vol met pancakes, scrambled eggs, bacon, cinnamon rolls en vers fruit.
Dat vol viel overigens wel mee hoor, we namen overal steeds een klein beetje van.
Behalve van het fruit (ik dan, ik kan gewoon niet zonder). Aldus gevoed en
gelaafd haalden we onze spullen van de kamer en checkten uit. Bij de balie
vroeg Bert aan de wat streng kijkende dame hoe dat moest met de parkeergarage,
we hadden namelijk steeds uit kunnen rijden met onze kamersleutelkaart
(scrabblewoord! Maar ja, wie speelt dat nog?) ‘Let’s do one thing at the time,
ok?’ kreeg hij als antwoord. Zij had vast níet van die lekkere koffie gehad. We
kregen natuurlijk gewoon een extra uitrijkaart, en tien minuten later reden we
weg. Eerst weer naar een Walmart, om de laatste boodschappen te halen (fruit,
yoghurt, verse groenten en niet te vergeten wijn), en daarna naar Cathedral
Gorge, een klein State Park in Nevada. Om precies drie uur reden we er binnen.
Bij het kleine Visitor Centre kregen we wat informatie en
daarmee gewapend zochten we de campground op. We waren een beetje benauwd voor
een eventueel gebrek aan schaduw, het was weliswaar tien graden kouder dan in
Las Vegas maar toch nog altijd 35⁰. Dat bleek misplaatste angst: bijna
alle plaatsen waren voorzien van grote afdakjes waaronder een picknicktafel
stond, en er stonden er heel veel bomen die voor goede natuurlijke schaduw
zorgden. Alleen jammer dat die plaatsen allemaal bezet waren. We hadden bij het
inrijden een verwijzing gezien naar de overflow campground, en daar was een
prachtplek vrij. Een invalidenplek, naast
het sanitair blok. Dat kon niet mooier, mijn gekwetste enkel maakte
zelfs voorzichtig een vreugdesprongetje. In feite waren het twéé plekken, de
ene was al bezet door een wat wonderlijk gezelschap in een grote RV. Voor de
zekerheid vroeg ik toch maar aan een van hen of we onze tent hier wel op
mochten zetten, het was tenslotte een invalidenplek. De man die ik aansprak, de enige in het
gezelschap die níet even breed als lang was, zag het probleem niet. Ja hoor,
zet maar neer! Het beleid van de campgrounds is dat je zo’n plek inderdaad mag
gebruiken, tenzij iemand hem vanwege een handicap echt nodig heeft. In ons
geval zou er zó een camper (RV)bijgezet kunnen worden omdat wij dat deel van de
plek niet gebruikten. Dus dat probleem was getackeld. Onder de bomen, op een ruime tentplek, hadden
we in een ommezien ons polyester verblijf opgezet. Ik had niet erg veel last
van mijn enkel en kon gewoon helpen de rotspennen met flinke kracht in de bodem
te slaan. Bert zocht de meegebrachte keukenspullen bij elkaar en ruimde die samen
met alle boodschappen op in de dozen die om de slaapzakken hadden gezeten
tewijl ik onze slaapplekken in orde maakte. De eerste slaapzak die ik uitpakte
was van mij. Nou, die had de lelijkste kleur die ik ooit bij een slaapzak gezien had: heel licht, haast lichtgevend
mintgroen. Oililly op z’n ergst. En dan leek de buitenkant ook nog van nylon,
vreselijk. Maar de binnenkant voelde lekker zacht aan en er zat een grote
capuchon aan vast, we moesten het er maar op wagen. Veel keus hadden we
natuurlijk ook niet. Het exemplaar van Bert was groot, heel groot zelfs. In een veel bescheidener
donker mosgroen. We konden ze in elk geval makkelijk uit elkaar houden…
Om half vijf was alles klaar en werd het hoogste tijd op
kathedralenjacht te gaan. Daarvoor waren we hier tenslotte. Je kon er vanuit de
camping zó naar toe lopen, ik schat in dat het iets van 200 meter was, maar dat
durfde ik toch nog niet aan. Tja, en dan denk je dat je alles hier wel zo’n
beetje gezien hebt, en dan kóm je toch iets moois tegen! Onwaarschijnlijk. De
gesteenten leken wel van bruine klei, en dat klopte eigenlijk ook wel: ze waren
gevormd door modder, door de eeuwen heen. Op sommige plekken kon je er
tussendoor lopen en daar zag het er dan uit alsof iemand met een groot mes eens
lekker langs die klei was gegaan om er een stuk af te snijden. Mijn enkel deed
erg goed mee en we konden dan ook ruimschoots genieten van dit zoveelste unieke
natuurverschijnsel in het zuidwesten. Het licht was optimaal, de zon stond al
behoorlijk laag wat prachtige schaduwen opleverde.
Helemaal opgetogen kwamen we
terug bij de tent waar we het gasstel installeerden om een potje te koken. We
stonden op het punt om een glaasje wijn in te schenken toen de buurman, waarmee
ik ’s middags gesproken had, naar ons toekwam. Of we misschien zin hadden met
hen samen te eten? Ze hadden een familieweekend en waren bezig de
picknicktafels in het groepsgedeelte te voorzien van allemaal lekkers. Nou, dat
leek ons wel wat!
Van bovenaf gezien |
We werden voorgesteld aan de hele familie - Hi folks, this are Bert and Saskia from Holland - , een stuk of 10
mensen, een paar kinderen en drie honden. Er was chili zonder bonen, lasagne,
zelfgemaakte empanadas, Spaanse omelet oftewel tortilla con papatas en brood.
Het was verrukkelijk! Later op de avond kwamen er marshmallows op tafel die we
boven een vuur roosterden. Daarna werden ze, in gesmolten toestand, tussen twee
koekjes met chocola geklemd. Een caloriebom van het zuiverste water maar
lékker! En het leukste was natuurlijk dat we met ze aan de praat raakten. Je
had Lilly, die met haar Mexicaanse man (een boom van een kerel) voor een groot
deel van het eten had gezorgd. Dan was er Marc met zijn vrouw, Shelley. Verder
nog Rosa, uit Peru en getrouwd met een broer van Shelley. Carmen, uit Bolivia,
getrouwd met een ándere broer van Shelley. De dochter van Carmen, die graag
opera zong. De zoon van Shelley met zijn zoontje. De dochter van Shelley met
haar zoon. Ik vergeet vast nog iemand. Het waren allemaal schatten van mensen.
Carmen sprong haast in de lucht toen ze hoorde dat ik Spaans sprak, zo leuk
vond ze dat. Het werd een hele bijzondere avond. We bleven nog lang napraten
met Carmen, Shelley, Marc en Rosa, waardoor we veel van hen te weten kwamen.
Lilly had een jaar in Spanje gewerkt voor de missie. Carmen was psycholoog en
gaf les aan de universiteit van Cedar City (onderdeel van de South Utah
University). Wat haar man deed weet ik niet, daar kwamen we niet aan toe. Zij
hadden 5 dochters en 7 kleindochters. Shelley was al met pensioen, haar 10 jaar
jongere echtgenoot – nee,
negeneneenhalf, corrigeerde Marc – was nog aan het werk als analist bij de
goudmijnen. Zij hadden vier kinderen, waarvan er ééntje bij hen thuis woonde met
de kleinzoon. Rosa zat bij de politie en werkte heel erg hard, nam nooit
vakantie zodat zij haar vrije dagen dan in één keer kon opnemen; ze zou in
september 40 dagen naar Italië, Spanje en Portugal gaan. We wisselden foto’s
uit van kleinkinderen en hadden een hoop plezier. Aan het eind van de avond
werd ons gezegd toch vooral aan het ontbijt te komen de volgende dag. Waar we
graag ja op zeiden.
Marshmallows roosteren, verder hebben we geen foto's genomen |
Heerlijk om te lezen dat het ondanks de enkel toch genieten is!
BeantwoordenVerwijderenMartin en Marianne