Bert heeft vandaag een bok van jewelste geschoten. Echt. Ik kom erop terug.
Om acht uur reden we het kampeerterrein af op weg naar Red Lodge. Dat ligt ruim tweehonderd kilometer oostelijk van Yellowstone. De weg ernaartoe voert je in eerste instantie door de Lamarvallei, waar de wolven hun thuis hebben. Ik reed. We waren een goed half uurtje op weg toen Bert opmerkte dat we nog helemaal geen bizons gezien hadden. Nee, zei ik, die zitten hier ook niet. Hier heb je wolven! We reden een bochtje om en ziedaar: bizons! Niet een paar, maar werkelijk hónderden. Misschien wel duizenden zelfs. Terwijl we langs de kant stonden te kijken riep een Franse dame ons toe ‘kijk, een wolf!’ Nou, die moest dan wel net als Obelix in de ketel met toverdrank gevallen zijn, want hij leek toch verdacht veel op een bizon. Gelukkig zag de dame in kwestie dat zelf even later ook.
Iets verderop stonden weer allemaal auto’s langs de kant. Dan kun je zelf ook maar het beste stoppen dus dat deden we. Er bleek een osprey in een boom te zitten. Een visarend. Met heel veel moeite konden we iets ontwaren wat op een vogel leek, ver weg in een boom. We probeerden op goed geluk wat foto’s te maken maar die zijn het publiceren niet waard. Ach, en wat kan het nog toevoegen aan de schitterende opnames van een soortgelijk exemplaar op The Old Bridge in Lillooet (dag 18)?
Natuurlijk viel er verder nog genoeg te zien. Paarden die stonden te wachten op hun berijders, zwaluwnestjes die tot een waar kunstwerk samengevoegd waren, vergezichten….we schoten geen meter op.
Net voorbij de Northeast Entrance, voor ons meer de Exit vandaag, stopten we even in Silver City om koffie te drinken en te ontbijten. Je kon je hier wel in Oostenrijk wanen, ergens bovenin de alpen. Het meisje van het café was uiterst vriendelijk. dat wil zeggen, toen ze er eenmaal was want dat duurde nogal even. De op de kaart aangeprezen Colombiaanse koffie, zelf gemalen!, was vast lekker geweest als hij er niet alleen maar overheen was gevlogen. Een onvervalste bak Amerikaans slootwater. Bert nam French Toast en ik vers fruit met toast. Na drie kwartier kwam het eindelijk op tafel. Normaal gesproken waren we allang weggeweest, maar we zaten er lekker in het zonnetje van de prachtige omgeving te genieten, dus ach.
De wentelteefjes waren vrij smakeloos. Zelfs met een halve liter syrup viel er niet veel eer aan te behalen. Mijn bord met fruit was mooi opgemaakt maar helaas, alles onrijp. Dat ging dus retour keuken. Ze doen daar nooit moeilijk over en zetten het gewoon niet, of niet helemaal, op je rekening. Jammer allemaal, maar het kon onze stemming niet bederven.
We reden door en vielen van het ene hoogtepunt in het andere. Figuurlijk qua schoonheid, letterlijk qua hoogte: we zaten dik boven de 3000 meter. Eerst zagen we de sneeuw van onderaf bovenop de bergen liggen, later keken we er vanaf nog veel hogere toppen op neer. Over de weg naar Red Lodge doe je normaal maximaal drie uur, wij deden er zeven over! Steeds weer uitstappen, kijken, ons verbazen en foto’s maken. De foto’s geven slechts een flauwe afspiegeling weer van hoe het werkelijk was en ook in woorden valt het niet te vatten. Dat probeer ik dus maar niet.
Besneeuwde toppen op de achtergrond
Middelste foto: De Schreeuw van Munch?
Na deze schitterende rit reden we naar Cody, het plaatsje waar Buffalo Bill – die eigenlijk gewoon Bill Cody heette – vandaan komt. Het was er drukkend warm. We liepen er een tijdje rond en besloten vast te gaan eten bij een goed uitziend Italiaans restaurant. Het voorgerechtje dat we samen deelden blonk uit door z’n eenvoud: gegrilde gamba’s op geroosterde stukjes stokbrood, rijkelijk overgoten met uitstekende olijfolie waarin een pepertje en dunne schijfjes knoflook meegebakken waren. Om je vingers bij op te eten. Hebben we net niet gedaan, dat zou het schrijven van deze stukjes ernstig hebben bemoeilijkt. Daarna aten we samen één pizza en dat was precies genoeg. Aldus gesterkt reden we om vijf uur weer richting Yellowstone. Alweer zo’n fantastische rit, geheel anders dan de heenweg. Hier reden we niet over de passen naar boven en beneden maar bleven we meer in de vallei met z’n mooie kleurige rotsformaties.
We reden het park weer binnen via de East Entrance. Het bijzondere van Yellowstone is de verscheidenheid aan landschap, vegetatie en fauna. Dat levert heel wisselende beelden op.
Er was nog enig oponthoud, we stonden regelmatig even in de file door langzame voorgangers.
Deze meneer wilde eigenlijk het liefst even IN de auto. Vonden wij geen goed idee.
Tja, en dan ben je bijna thuis en dan komt ie: grizzly nummer twee! Weliswaar van véél grotere afstand dan de eerste, maar toch.
Het was intussen gaan regenen. Soms wat harder, soms wat zachter, maar onmiskenbaar nat. We waren dan ook blij dat we al gegeten hadden, wijn konden we wel in de auto drinken. Wat niet nodig bleek: vijf minuten voor we de camping opreden werd het droog, sterker nog, het had er niet eens geregend! We konden dus nog heerlijk buiten zitten, nagenietend van deze topdag en met die wijn kwam het ook wel goed. We raakten nog even in verwarring. Ons tentje was verplaatst! Van nummer 72 naar 70! Hoe kon dat nou? Tot we een helder moment kregen en zagen dat het niet onze tent was, maar wel precies hetzelfde model dat we eerder aldoor gehad hadden en dat nu dakloos door het leven gaat. Ach, het was een lange dat geweest zullen we maar zeggen…… Op het moment dat we de rits van de tent achter ons dichtdeden vielen de eerste regendruppels. Ook hier.
O ja, die bok. De allereerste keer dat we dit park binnenreden (2010), stond er een mannetjeselk pontificaal langs de weg. We wilden echter opschieten om zeker te zijn van een kampeerplek op Norris (voor ons de eerste campground in Amerika, daar begon het allemaal) en lieten de bok voor wat het was. Sinds die tijd, we spreken over 2010, probeert Bert alsnog een plaatje van een bok te schieten. Dat lukte gisteren. Op het stuk tussen Fishing Bridge en Tower Roosevelt, daar stond ie dan: klaar voor de foto! Waarvan akte.
Bjoetifoel!
BeantwoordenVerwijderenGr, Jan.