‘Alleen als ie ijs- en ijskoud is!’ Deze slogan van
Jägermeister uit 1992 was vanmorgen op ons van toepassing. Het was namelijk -8⁰
geweest vannacht. En wij waren, eenmaal uit de slaapzak, ijs- en ijskoud
geworden. Het enige wat we konden doen was zo snel mogelijk naar de lobby om
ons daar wederom te laven aan warme koffie. De kring van wijze mannen zat al op
ons te wachten, belust op een beetje sensatie. Waren we bevroren geraakt, of
konden we al onze vingers en tenen nog bewegen? Nou, dat viel nog best mee. En
toen zoon Philbern ons zo eens aanzag kwam hij langs met twee grote
appelflappen, huisgemaakt. Zo kon ons motortje weer langzaamaan gaan branden.
We keken wat in het rond, overal hingen oude gereedschappen en andere
parafernalia. De baas, die als enige van de manschappen was blijven zitten,
vertelde dat we de gang maar eens in moesten lopen. Daar hingen allemaal foto’s
van hem en John Wayne. Die kwam vroeger namelijk regelmatig logeren in de Blue
Creek Lodge.
Toen we dat uitgebreid bewonderd hadden deed hij het hekje van de
keldertrap voor ons open. Daar moesten we ook maar eens kijken. Zelf kon hij
die trap niet af dus gingen we samen. Om terecht te komen in een opslagplaats
met nog veel méér oude attributen. Rijen met vleesmolens, snijbonenmolens,
boren, zagen, flessen, pannen, paardentuig, zelfs een oude parkeermeter die iemand
kennelijk gesloopt had. Verder stonden er ontzettend veel lege dozen van
televisies en andere elektronica. Een koffiezetapparaat, half uit de verpakking.
Tientallen stoelen en tafels. Een oude houtkachel. Teveel om op te noemen! Ook was iemand begonnen
met een muurschildering maar die was nooit afgekomen. We keken onze ogen uit.
Helemaal onder de indruk van dit rariteitenkabinet kwamen we weer boven, waar
nu iedereen weg was.
Uitzicht vanuit de lobby |
De lobby zelf is ook al een rariteitenkabinet |
Deze beer heeft het er niet levend afgebracht, hij stond hier bij de ingang |
Op de keldertrap lagen wat kogelhulzen. In de kelder zelf lagen dozen vol kogels |
Nadat we genoeg koffie naar binnen hadden gewerkt en de zon een heel klein beetje warmte begon te geven maakten we ons op om te gaan douchen. Gisteren vond ik het douchegebouw heel koud, nu voelde het juist warm aan. Zó koud was het buiten dus. Mijn douche-olie was zelfs bijna bevroren! Na de douche, onze haren stonden nog net niet als ijspegels op ons hoofd, braken we de tent af. Letterlijk dan. Want we gingen naar Santa Fe, New Mexico met eerst nog ergens een tussenstop van een nacht. In een kwartiertje zat alles weer in de auto, inclusief wat extra hout dat we mee mochten nemen. Onze laatste nacht moesten we nog betalen en als dank voor ons verblijf kregen we daarbij allebei als aandenken een ledlamp-sleutelhanger mee, die normaal gesproken voor $3,50 verkocht werd. Zoon nam ons nog even mee naar de linnenkamer, waar ook een oude keukenkast stond. In die kast stond iets wat leek op een groot blik, maar het was een molen waarmee men zelf het graan tot meel maalde. Elk huishouden had er vroeger een, vertelde hij. Het Kleine Huis op de Prairie (van Laura Ingalls Wilder), je zag het voor je. Het klinkt allemaal heel idyllisch maar het was gewoon keihard werken om te overleven.
De keukenkast met links de graanmolen |
De graanmolen met John Wayne als begeleider |
Zoon ging door,
aan het werk, en de vrouw van de baas die inmiddels ook binnengekomen was
maakte aanstalten om al het beddengoed van de gasten te gaan vouwen. Dat was
een berg van ongeveer vijf meter breed en anderhalve meter hoog. Ze vroeg aan
ons hoelang we getrouwd waren. Meer dan veertig jaar, zeiden we. Nou, dat was
nog niks hoor. Zij zouden in december vijfenzestig jaar op hun conto kunnen
schrijven! ‘Well, we can’t beat you!’ was het enige wat we daarop te zeggen
hadden. Ze vroeg of we al boven gekeken hadden, waar de kamers waren. Nee, nog
niet. Ga maar gauw dan, daar hangen allemaal jachttrofeeën.
We klommen de zelfgemaakte trap op, met een leuning van
gebogen takken. Opnieuw vielen we van de ene verbazing in de andere. Koppen van
elks en een zwijn, een opgezette fazant, berenhuiden (er lag ook iets over de
piano) maar het klapstuk was toch wel een opgezette bergleeuw die er zo echt
uitzag dat je er voor de zekerheid maar met een boogje omheen liep. Allemaal geschoten
door de baas. En het enige wat hij nu nog doet was gelei maken…Dit huis was
gewoon een museum! We namen hartelijk afscheid, daarbij benadrukkend dat we ons
nog nooit op een campground zo welkom hadden gevoeld.
De trap met de leuning van takken |
Na deze bijzondere ervaring gingen we op weg naar New
Mexico. Op de kaart had ik gezien dat er in het Heron Lake State Park, niet ver
over de grens met Colorado, een campground was. Dat leek het proberen waard.
Toen we er aankwamen bleken het meerdere campgrounds achter elkaar te zijn,
waarvan de eerste gesloten was wegens einde seizoen en de tweede alleen
geschikt voor RV’s. Bij de derde stond net een ranger bij de ingang en op onze
vraag of hier wél tentplekken waren verwees hij ons naar het einde van het
terrein. Daar waren prachtplekken. Enigszins sceptisch volgden we zijn advies,
maar of hij gelijk had! We vonden een superplek met uitzicht op het meer en
heel veel ruimte. Er stond nog één andere tent, en op de plek net boven ons was
een stel met twee kleine kinderen aan het genieten van hun vrije dag. Zij
vertrokken een uurtje later zodat we het rijk ongeveer alleen hadden. Hoe is
het toch mogelijk dat we steeds zoveel geluk hebben? De ene plek is nog mooier
dan de andere…
We installeerden ons met een boek in de zon en lazen een
tijdje, liepen daarna even naar het water (geen zwemwater) om wat plaatjes te
schieten, dronken een glaasje, maakten een vuur en kookten ons maaltje. Wat wil
een mens nog meer?? En het mooiste was, we hadden geen Jägermeister meer nodig.
Het was hier veel warmer!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Leuk als jullie een reactie achterlaten!