Voor wie deze periode nog de bergen in Colorado in wil gaan:
zorg ervoor dat je felgekleurde kleding aantrekt! Anders kan een jager je
zomaar voor een dartel hertje aanzien, of voor een woeste eland. Afhankelijk
van je figuur natuurlijk. Vermoedelijk zou ik het meeste lijken op een kleine
waggelende orang oetan, maar die heb je hier niet. Bof ik weer even. De tip was
echter serieus, en aangezien wij hier geregeld kleren dragen die onder de
schutkleuren vallen hebben we geluk dat we niet als aangeschoten wild
rondlopen. Want gejaagd wordt er, en hoe. Iedereen die een vergunning heeft kan
op die manier voor een flinke voorraad vlees zorgen, van een elk kun je heel
wat stooflapjes snijden.
Het beviel ons erg goed in de cabin. Zo goed dat we wel een
dagje wilden blijven, alleen al om het fenomenale uitzicht. Ik dus naar de
receptie, alwaar een vrolijke dame aan de telefoon hing met een potentiële
klant. Dat gesprek ging ongeveer zo: ‘Ja hoor, u kunt met een creditcard
betalen.’ Zucht naar mij toe. ‘Wat zegt u? Ja, u kunt met elke creditcard
betalen. ‘ Lichtelijk gekreun en diepe zucht mijn kant op. ‘O, u wilt contant
betalen? Kan ook hoor. Moet ik alleen even uw creditcard nummer hebben ter
verificatie.’ Driedubbele zucht. ‘Toch
liever met creditcard? Prima. Mag ik dan het nummer?’ Wanhopige blik. ‘O, u
ziet er toch vanaf? Ook goed. Have a wonderful day!’. Toen zakte ze ineen op de
toonbank, hief haar armen ten hemel en riep iets van ‘some people…Good morning,
can I help you?’ En toen bleek dat de cabin al besproken was. Er was nog wel
een tenthuisje maar dat hadden we zelf ook al in de achterbak liggen.
We pakten dus onze spullen en reden weg met als doel Lake City. Ik had daar een campground gevonden, hoog in de bergen maar met spectaculair uitzicht. Via Gunnison, waar we nog wat inkopen deden zoals ijs en brood, reden we eerst naar het Curecanti NP, een groot merengebied, en daar sloegen we af de Silver Thread Scenic Byway op. Dat was een grote verrassing. Je kunt hier jarenlang rondrijden en toch elke keer een nieuw landschap ontdekken. Daarom schiet het ook nooit op, je moet gewoon stilstaan en rondkijken. Na een paar uur kwamen we toch bij Lake City. Nu had ik daar als back-up de Elkhorn campground opgezocht, die hebben tentplaatsen op een grasveldje voor de receptie. Maar het leek ons handiger eerst de hooggelegen Deer Creek CG op te zoeken. Er zijn daar maar twaalf plaatsen en het weekend was al min of meer begonnen. Dat zagen we wel in Lake City, zo te zien een aardige plaats met vooral veel Amerikaanse weekendmensen (in tegenstelling tot dagjesmensen). Er rolde vast wel wat dollars door de straten, het was er behoorlijk druk.
We pakten dus onze spullen en reden weg met als doel Lake City. Ik had daar een campground gevonden, hoog in de bergen maar met spectaculair uitzicht. Via Gunnison, waar we nog wat inkopen deden zoals ijs en brood, reden we eerst naar het Curecanti NP, een groot merengebied, en daar sloegen we af de Silver Thread Scenic Byway op. Dat was een grote verrassing. Je kunt hier jarenlang rondrijden en toch elke keer een nieuw landschap ontdekken. Daarom schiet het ook nooit op, je moet gewoon stilstaan en rondkijken. Na een paar uur kwamen we toch bij Lake City. Nu had ik daar als back-up de Elkhorn campground opgezocht, die hebben tentplaatsen op een grasveldje voor de receptie. Maar het leek ons handiger eerst de hooggelegen Deer Creek CG op te zoeken. Er zijn daar maar twaalf plaatsen en het weekend was al min of meer begonnen. Dat zagen we wel in Lake City, zo te zien een aardige plaats met vooral veel Amerikaanse weekendmensen (in tegenstelling tot dagjesmensen). Er rolde vast wel wat dollars door de straten, het was er behoorlijk druk.
De weg omhoog was weer eens van oogverblindende schoonheid. Af en toe wilde ik werkelijk dat ik een blinddoek voorhad, het was behoorlijk steil hier en daar en dan met zo’n afgrond erlangs, brrr. Maar we kwamen boven, na een héle tijd. Vlak voor de Slumgullion Pass, die ligt op 3510 meter, moesten we een dirt road inslaan. En dat was met recht een dirt road (lees je even mee, Martin??). Onze auto, die toch echt wit hoorde te zijn, kreeg langzamerhand de kleur van een gekarameliseerde ui. Na eindeloos gehobbel kwamen we dan bij de campground waar zich al enkele RV’s geïnstalleerd hadden. Tja, en wat vonden we ervan? Nou, we vonden het niks. Je stond er tussen de dode bomen, allemaal aangetast door de schorskever, en het uitzicht viel tegen. Bovendien waren er geen echt goede tentplekken. Tel daarbij op dat we op grote hoogte zaten en onze longen daar nog steeds niet helemaal blij van worden, en je snapt dat we op zoek gingen naar iets anders. Eerst aten we nog een paar boterhammen uit de achterbak en daarna reden we door. Maar niet terug naar Lake City. Hoewel het er echt gezellig uitzag vonden we het gewoon te ver om terug te rijden en dan morgen wéér die pas op te klimmen. Dus gingen we door naar Creede.
De hooggelegen campground |
Onderweg waren er verscheidene campgrounds aangekondigd, ergens zou toch wel een plekje zijn? Nee. Of ze waren al gesloten, óf alleen voor campers. We vestigden onze hoop op Creede want het was inmiddels al best laat. Om vijf uur reden we het dorp binnen, rechtstreeks naar het Visitor Center. Wat bleek: een festival! Ja hoor. Hebben wij weer. Het hele weekend was er een autoshow van oldtimers. En dus was ook alles vol (we vroegen naar een campground maar voor de zekerheid ook naar andere accommodatie). Het meisje achter de balie léék heel behulpzaam maar was dat niet. Ze gaf ons een boekwerk, streepte daarin de helft van de campings af wegens gesloten en zei ‘succes!’.
Nogal gedesillusioneerd zochten we verder. Bij de Cottonwoodd Creek vroegen we naar onderdak in welke vorm dan ook: alles bezet. Op onze vraag waar dan eventueel nog wél iets te vinden was verwees ze ons naar de Blue Creek Lodge, iets verderop. Daar wachtte Bert in de auto, terwijl ik naar binnen ging om te vragen. Nog één kamer hadden ze vrij. Ik vertelde dat we eigenlijk op zoek waren naar een tentplek maar dat ik even zou overleggen. En toen kwam de zaak in beweging. ‘Een tentplek? Er is een goede campground iets verderop maar je kunt de tent ook hier neerzetten hoor! Kun je ook de douches gebruiken!’
Het eind van het liedje was dat we een mooi plekje aan een klein riviertje kregen, met stroom en water. Hoe duur dat was moest even aan de baas gevraagd, een man flink op leeftijd, die ook in de lobby zat. Het was eigenlijk meer een huiskamer. ‘Dad, a tent is cheaper then a camper, isn’t it?’ De oude baas knikte bevestigend en riep iets van $20. Dat vond de dochter – want die was het die ons te woord had gestaan – ook een redelijk bedrag.
Het was al donker toen de tent stond, maar we kookten toch een stevig maal: bangers and mash op z’n Amerikaans. Komkommertje erbij en klaar. In de enorme vuurbak maakten we een flink vuurtje om ons warm te houden, het was flink aan het afkoelen. De zoon, ook werkzaam in het bedrijf, kwam nog even zeggen dat er morgenochtend verse koffie was in de huiskamer-lobby. We waren ontzettend blij dat we dit gevonden hadden! In onze camouflage-thermokleding rolden we in de slaapzakken. Geen jager die ons vindt vannacht!
Bangers and mash op z'n Amerikaans! |
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Leuk als jullie een reactie achterlaten!