Vanille. De hele auto rook naar vanille. En niet alleen de auto, ook de handdoeken, de jassen, de slaapzakken, alles. We keerden de dozen met levensmiddelen binnenstebuiten om te zien of er daar iets gelekt had: niets. Zelfs het flesje met vanille essence (uit Madagascar, dat is de beste, had ik bij de WalMart gekocht omdat die van mij thuis bijna op was) zat nog potdicht. Raadselachtig.
Met dit onopgeloste raadsel in de achterbak reden we naar Tofino. Dat ligt op het uiterste puntje van de Pacific Rim, verder kun je niet komen. Het meisje bij het Visitor Center keek ons een beetje teleurgesteld aan op onze vraag hoe het weer in het Noordoosten was. Ja, daar was het wél mooi, met 25 graden en oplopend tot 32. In elk geval reden genoeg voor ons om die kant op te rijden. Het was een flinke rit. Onderweg passeerden we diverse kleine riviertjes met tot de verbeelding sprekende namen als ‘Cats Ear Creek’ of Lost Shoe Creek’. Zou een kwaadwillende vis de kat een oor hebben afgebeten? En wie was een schoen kwijtgeraakt? Is die ooit weer teruggevonden? Deze prangende vragen bleven onbeantwoord.
In Port Alberni stopten we nog even voor een paar noodzakelijke boodschappen en daarna was het met de cruise control op 120 km richting Port McNeill. Volgens onze informatie zou je daar goed een whale watching tour kunnen boeken. Onze snelheidsmeter in de auto gaf alleen mijlen aan. Lastig om dat steeds om te rekenen. Tot het moment dat ik besefte dat er een groen signaallampje brandde met daarop Mph, en er ook bij míj een lampje ging branden: als dat er stond zou je waarschijnlijk alles ook wel op het metrieke stelsel kunnen overzetten. Bert was inmiddels in slaap gevallen – maar goed dat ik reed ;), de weg was rustig en recht. Ik vond dus dat ik best op wat knopjes kon drukken. En ja hoor, opeens sloeg de meter door naar 120 in plaats van 80! Bovendien werd de temperatuur nu ook in Celsius aangegeven. Dat reed een stuk makkelijker.
Om half zeven reden we Port McNeill binnen. Eerst maar eens naar het Visitor Center om te vragen waar er campgrounds waren. We kregen er een paar aangewezen, de eerste die we bezochten lag zes kilometer noordelijker. Dat was echt helemaal niks. Een soort sloperij, dat dachten we in eerste instantie ook, waar je op een stoffig veldje van nog geen 10 m2 pal langs de weg je tentje mocht neerprikken. Wij vonden het geen goed idee. De andere kant op dus maar. Richting Telegraph Cove lag Alder Bay Resort. Bij een resort denk je toch al gauw aan luxe zwembaden, badkamers met gouden kranen en obers die buigen als knipmessen. Dat lag hier wat anders. Een nogal rommelig ogend terrein met vooral campers, maar wel op een toplocatie aan de baai. We reden er wat rond en vonden toen een superkampeerplek, in het gras en helemaal vrij. Uitzicht op zee! Bij de receptie werden we zeer hartelijk ontvangen door de eigenaresse, die vertelde dat ze ooit in Nederland geweest was en wel een heel weekend. In Alphen aan de Rijn, of all places. Maar ze was in Londen met iemand die daarvandaan kwam en was dus maar meegereisd. Ze had wel heel veel gezien: Amsterdam natuurlijk, en Marken. Ja, dan krijg je wel een goed beeld. Ach, ze had er veel plezier gehad en daar gaat het om. Ze vroeg of we niet aan het strandje wilden staan maar wij willen altijd liever zoveel mogelijk privacy. Op het strandje stond je, zo bleek later, wel erg mooi en inderdaad direct aan het water maar inderdaad veel minder privé.
Het terrein had één nadeel: de wind. Je staat aan zee en dat zul je weten ook. Maar het kon ons niet deren. We kookten ons potje, maakten foto’s van de prachtige zonsondergang en waren gelukkig.
O, en die vanillegeur? Die bleek te komen van de grijze vuilniszakken. Die waren geparfumeerd!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Leuk als jullie een reactie achterlaten!