dinsdag 6 september 2022

Dag 13 – maandag 4 september: Mexican Hat – Hanksville

Geen seconde. Mochten we voorafgaand aan de reis nog enige twijfel hebben gehad, dan is die nu als sneeuw voor de zon verdwenen (dat kan hier ook niet anders natuurlijk, met zulke temperaturen). Geen seconde spijt dus! Het valt niet uit te leggen, is niet in woorden te vatten hoe schitterend de natuur hier is. Gisteren waren we weer getuige van een paar hoogstandjes, en ook al waren we er meerdere keren geweest, elke keer opnieuw slaat de verwondering over de onovertroffen schoonheid van de kleuren, de rotsformaties, het landschap toe.

Het ontbijt (niet inbegrepen) was standaard maar goed en betaalbaar. Vooral fijn dat je de koffie altijd gratis bijgevuld krijgt. Toen nog onwetend van het feit dat we even later een moord zouden laten plegen door een huurmoordenaar. Lui op het hotelbed gelegen, laptop op schoot, viel mijn oog ineens op iets zwarts op de verder hagelwitte muur. Bij nadere inspectie bleek het een indringer te zijn. Mr. Scorpio had zijn intrek genomen in onze kamer. Terwijl hij er niet eens voor had betaald! Ik vroeg aan een medewerker of hij hem wilde verwijderen, wij wilden die confrontatie zelf niet aangaan. Een onwillige onderhuurder moet je voorzichtig benaderen tenslotte. De man, een zwijgzaam type, aarzelde niet lang en hielp het beest met zijn slipper in een welgemikte mep naar de scorpioenenhemel. De resten veegde hij met een stuk papier van de muur. Zo, klus geklaard.

San Juan Inn

Mr Scorpio

Mexican Hat

Onze eerste gang was naar het Goosenecks State Park. Toen we daar voor het eerst waren had het nog niet die status, sinds een jaar of acht moet je toegang betalen. Maar daar hebben ze dan ook wel wat voorzieningen van aangelegd, zo zijn er nu ‘dry’-wc’s en er zijn picknickbanken geplaatst met daarboven schaduwdaken. Het is werkelijk een feest voor het oog, deze meanderende San Juan River; uniek in de wereld. Onze dochter zei laatst nog dat ze dat vele malen mooier vond dan de Grand Canyon.



We vervolgden onze weg, richting Hanksville. Dat ligt op een uurtje rijden van Capitol Reef waar we morgen twee nachten gereserveerd hebben. Onderweg komen we langs de afslag naar Valley of the Gods, een miniversie van Monument Valley, waar je echter geen toegang hoeft te betalen om evengoed langs net zulke karakteristieke monumenten te rijden. Het is een loopdrive van ongeveer 17 mijl, over een dirt road met veel hoog- en laagverschil. Als het regent of nog nat is van een vorige regenbui kun je er niet doorheen, dan staat er teveel water op de weg. Maar daarvan was nu in het geheel geen sprake, dus toen Bert zei ‘zullen we die nog even meenemen?’ trapte ik op de rem en draaide de loop op. De laatste keer dat we hem reden begonnen we aan de andere kant dus in zekere zin was dit een nieuwe ervaring. En wederom stelde het niet teleur! Persoonlijk had ik wel even met een kleine teleurstelling te maken. We hebben altijd maria-biscuitjes bij ons, voor als we even iets willen knabbelen. Dat zijn niet bepaald tandenbrekers, zelfs een tandeloze baby kan ze door sabbelen wel wegkrijgen. Ik nam een hap en voelde iets hards, dat bij nader inzien de helft van een kroon van een hoektand bleek te zijn. Ja hoor, heb ik weer. En er brak nóg een stuk af. Nu heb ik een vampiertandje maar ik heb er niks aan, want een beetje vampier heeft er natuurlijk twee. Het deed me direct denken aan een schoolreis met onze vierde klassen naar Berlijn. Ik zat nog niet in de bus of hetzelfde gebeurde. Alleen was dat een tand die meer in het zicht zat, zodat ik al die dagen krampachtig probeerde niet te lachen. Wat best lastig is met een groep enthousiaste pubers om je heen (wat ook weer af en toe om te huilen was, maar ‘that’s another story’, kijk voor deze uitdrukking vooral nog eens naar de nog steeds heerlijke film Irma la Douce!). Nou ja, niets aan te doen. Althans, niet de komende weken. We maakten natuurlijk weer vele foto’s, ook een flink aantal door het open autoraampje zodat we even gespaard bleven voor de hitte.






Na al dit moois maakten we ons op voor de rit naar boven. Dat wil zeggen, we moesten om op de 95 te komen eerst via een dirt road met vele haarspeldbochten op de Red House Cliffs zien te komen. Dat gaat vrij steil omhoog, met duizelingwekkende afgronden naast de weg. Dat was precies de reden dat ik zelf reed, met hoogtevrees kun je het beste het stuur zelf in handen houden. Maar het is ook spectaculair, en we hadden onze reis expres zo gepland dat we deze weg konden rijden. Het ging voorspoedig, en toen we eenmaal op het Red Rock plateau waren moesten we eerst een saai, lang en voornamelijk recht stuk overbruggen. Bij de afslag naar de 95 veranderde dat. Je rijdt dan de Glen Canyon in en voor de zoveelste keer vallen je ogen uit je hoofd. Zoiets bijzonders, alsof je op de maan rijdt. Niet dat ik weet hoe dat eruit ziet, maar in mijn fantasie lijkt het hierop. Dat gaat zo door tot aan Hanksville 
toe. Onderweg stopten we bij het uitzichtpunt op Lake Powell, dat nog steeds vrijwel droog staat. De eerste jaren dat we hier waren keken we uit op een spiegelend azuurblauw meer, nu was het een groenige drab waar je hoogstens een van papier gevouwen bootje op los zou willen laten. Bijna hadden we als avondmaal geitenvlees gehad, maar nog net op tijd kon ik op de rem trappen om te voorkomen dat twee geitenbokjes het leven zouden laten onder de auto.

Hier moeten we naar boven!




Lake Powell, of wat er van over is

In Hanksville meldden we ons bij de balie van Duke’s RV park, en hoewel ze geen tentplekken op het gras meer hebben kregen we het toch voor elkaar dat we, omdat het maar voor één nacht was, op het ons vertrouwde grasveld mochten gaan staan. Tenminste, dat dachten we. Toen we later op het kaartje keken waar onze plek op aangetekend stond bleek het te gaan om een piepklein stukje gras, in de volle zon, tussen de in- en uitrit. Alsof je op de vluchtheuvel je tent opzet. Maar toen stonden we allang, met alleen de binnentent vanwege de hitte, lekker in de schaduw op onze oude plek. Het was 41 graden.


In Duke’s Restaurant voorzagen ze ons van ijskoud water in grote mokken met daarbij kleine maisbroodjes. We aten er heerlijk, en ook hier weer aangename prijzen. Voor het kamperen zelf tikten we $20 af. Het werd koeler, en bij het licht van de lantaarn zaten we nog een tijdje buiten. Morgen, in Capitol Reef, zijn de temperaturen wat lager en daar kijken we ook wel naar uit. In onze doorkijktent, dat heb je zonder dak, keken we nog wat naar de sterren. Wat wil een mens nog meer?




2 opmerkingen:

Leuk als jullie een reactie achterlaten!