zondag 18 september 2022

Dag 25 – zaterdag 17 september: Durango

We waren er vrij snel uit vanmorgen. Op de planning stond nog Santa Fe, maar dat vonden we opeens allebei onzin. Te ver rijden voor iets waar we nu al een aantal keren geweest waren, en dan ook nog in het weekend waarbij op zondag veel dicht was. Maar wat dan? Het enige wat nu nog vastlag was Wiliams, daar hadden we de 21e een cabin besproken, en dan Death Valley National Park. Dat laatste hangt er nog om, er zijn zoveel overstromingen geweest de laatste weken dat op dit moment vrijwel alles nog afgesloten is. We hebben voor de zekerheid daarom onze route daar omgedraaid: in plaats van eerst door Death Valley naar Lone Pine en dan een paar dagen naar June Lake gaan we nu eerst naar die laatste. In de hoop dat op 26 september de 190 (de doorgaande weg door het park) weer open is. Zo niet wordt het omrijden. Goed, we pakten de kaart erbij. Wat was een goed alternatief? Na enig nadenken kwamen we op Mesa Verde. Dat ligt hier maar een uurtje vandaan en ook daar zijn we vaker geweest, maar dat maakt niet uit. Het is altijd weer interessant, en er is een prima campground. Daarna rijden we dan door naar Canyon de Chelly. Ook daar waren we eerder, en de campground in Chinle ,was toen vergeven van de muggen, maar hopelijk valt dat nu mee. Een dag later pakken we dan de draad van het schema weer op in Holbrook, op de KOA. Eigenlijk een waardeloze camping maar voor een nacht voldoet het. Mocht het regenen kunnen we alsnog een cabin nemen. Voor nu boekten we een nacht bij in Durango, en dan morgen volgens het nieuwe plan door naar Mesa Verde.

Na deze beslissing douchten we alle beslommeringen – je kunt maar een probleem hebben - van ons af en stapten in de auto voor een tripje naar Silverton. Ook al bekend terrein, maar wel van tien jaar geleden. We waren zo’n 20 mijl op weg toen we opeens allemaal auto’s aan de kant zagen staan. Dat betekent meestal dat er iets te zien is. Dat was ook zo: er liep een jonge beer in de berm! Gauw de telefoons gepakt om foto’s te maken. Eerlijk gezegd hadden we niet verwacht nog iets van wild te zien deze vakantie. Als je een cub ziet is de moeder altijd dichtbij, dus is het oppassen geblazen. Het laatste wat je wilt is tussen die twee in komen te zitten. Maar moederbeer lag rustig in het zonnetje in de berm terwijl het jong over haar heen klauterde en op haar ging zitten. Maar, wat gek, mama bewoog helemaal niet! Al snel werd duidelijk dat er hier een drama had plaatsgevonden. Mama was aangereden, waarschijnlijk niet lang geleden want er lag nog vers bloed op de weg, en het jong probeerde haar tot leven te wekken. Dat lukte natuurlijk niet. Inmiddels kwam een van de andere toeschouwers onze kant op en vroeg ons om fish and game te bellen. Ik keek vermoedelijk een beetje verbaasd, dus hij zei dat hij iemand anders zou vragen en liep door naar de volgende auto. Fish and game bleek een opvang voor wilde dieren te zijn, maar in het weekend – wat het nu was – waren ze gesloten. Ik stapte uit en vroeg of we niet beter 911 konden bellen. Die bleken al onderweg te zijn. Het jong was intussen begonnen aan de achterpoot van zijn moeder knagen, vermoedelijk om te zien of dat zou helpen, maar toen dat niet zo makkelijk lukte vluchtte het naar boven, de berg op. Heel triest om te zien allemaal. We wachtten nog een tijdje tot de man die ons had aangesproken met iemand anders een zijpad inreed om het jong te volgen en toen bleef alleen het kadaver nog over. We waren er echt van ondersteboven. Berenjongen blijven normaal gesproken drie jaar bij hun moeder, maar dit beestje was naar schatting pas een jaar.





We waren er stil van, en aangeslagen vervolgden we onze weg. Nu staat die weg bekend als de Million Dollar Highway, en toen we eenmaal de Molas Pass opreden was het landschap al zo indrukwekkend dat het berendrama een beetje naar de achtergrond verdween. Hoewel we dezelfde weg ook in 2012 hadden gereden hadden we er geen actieve herinnering aan (deze uitspraak blijft ons achtervolgen). We keken voor de zoveelste keer onze ogen uit. Het waren deels dezelfde bergen als die we in Telluride zagen, maar dan van de andere kant. Het heet hier ook wel Amerikaans Zwitserland, en dat is een goede omschrijving. Je kunt er ook prachtige wandelingen maken, maar dat lieten we vandaag voor wat het was. We genoten zo al met volle teugen. 












In Silverton, ooit een lucratief mijnstadje, was het gezellig druk. Tien jaar geleden was er bijna niemand op straat, het tegendeel van nu. We hebben toen veel 
overblijfselen bezocht van de mijnen. Er werd flink veel goud gevonden indertijd maar die tijd is voorbij. De Durango - Silverton Express diende vroeger om mijnwerkers en pioniers te transporteren, nu is het puur voor toeristen. Nu lieten we dat voor wat het is. De stoomtrein heeft een station middenin het dorp, want er is hier ..een stop van twee uur ingecalculeerd. Dat legt de gemeenschap geen windeieren en dat is goed te zien. We dwaalden wat door de straatjes wilde ik opschrijven, maar dat kan natuurlijk niet want er is maar één hoofdstraat en daar gebeurt het allemaal. Een kop koffie, daar hadden we wel trek in. Opeens zag ik een zaakje waar ze funnel cake verkochten. Wat was dat nou weer? We gingen naar binnen en werden allerhartelijkst welkom geheten. Waar kwamen we vandaan? Nederland? O, dan waren we niet de enigen, getuige een wereldkaart waar bezoekers met een pin hun herkomst konden aangeven. Bert prikte er een in de regio Groningen, dat stukje op de kaart was nog ongerept. Ik vroeg wat het was, funnel cake. Nou, een soort gefrituurde bagel-slierten. Geserveerd met veel poedersuiker. Het zag er verrukkelijk uit! We deelden een portie, dat was meer dan genoeg maar o zo lekker. Voor we weggingen liep ik nog even terug naar de toonbank om te vertellen dat we zeker weten elke dag terug zouden komen als we hier woonden. Dat vonden ze wel leuk natuurlijk. 

Funnel cake!


Koopje: $10000

Terug reed ik, dan kon Bert ook eens goed om zich heen kijken. Al met al deden we er een dik uur over, prima te doen. Onderweg zochten we nog naar sporen van de beer, maar er was niets meer te zien. Bij de tent volgden we het gebruikelijke ritueel: een glaasje (nou ja, een paar) wijn, bijwerken van het blog en koken. Dit keer macaroni met tonijn. Heel gek trouwens, alle pasta hier moet je minstens twee keer zo lang koken als op de verpakking staat, en dan nog is het echt al dente. Het werd al snel weer kouder, dus geheel ingepakt lazen we nog een tijdje tot het echt niet meer te doen was.

Dag 24 – vrijdag 16 september: Telluride – Durango


Regen. Daar was ie dan. En net toen we hoog in de bergen stonden, zonder enige faciliteit. ’s Nachts hadden we het allebei niet koud gehad, dat kon ook haast niet door onze goede voorbereidingen. Maar nu, om half acht ’s morgens, regende het niet alleen buiten maar ook in de binnentent. Dat kwam weliswaar niet door de regen zelf maar door condens, maar evengoed lag er water op het zeil in de voortent. Bert sliep nog, en ik kreeg het nu wél koud. Er was maar één optie: in de auto gaan zitten. Helaas was de temperatuur daar ook tot rond het vriespunt gedaald en om nu de motor zomaar stationair te laten draaien, dat leek me geen goed idee. Hij stond ook redelijk dicht bij de tent, en de uitlaatgassen zouden daar ongetwijfeld binnendringen. Dus besloot ik maar een stukje te gaan rijden. Terwijl ik mijn riem vastdeed – dat was hier absolute noodzaak, anders werd je zeker weten gelanceerd – begon het te hagelen. En niet zo’n klein beetje ook. Ik wachtte maar even tot het weer wat rustiger werd en reed daarna een ‘warmhoudrondje’, in tegenstelling tot het ‘afkoelrondje’ dat we afgelopen weken nodig hadden gehad. . Dat werkte goed. Een minuut of twintig later maakte ik Bert wakker, en ook die dook meteen de inmiddels warme auto in. Wat nu? We besloten naar het dorp te rijden, zo’n 12 mijl verderop, daar te ontbijten en dan maar hopen dat de buien hun heil elders hadden gezocht als we terugkwamen.

Jammer voor ons, heel veel mensen hadden hetzelfde idee gehad. Het was dus ondanks het vroege uur al ontzettend druk. De auto konden we desondanks snel kwijt, en bij een bordje ‘coffee and bakery’ gingen we naar binnen. Tenminste, dat probeerden we. Het was er werkelijk afgeladen! Volgende mogelijkheid dan maar. Zelfde verhaal, zo mogelijk nog erger. We gingen toch even in de rij staan, maar toen er na tien minuten nog geen enkele beweging te zien was lieten we ook dat voor wat het was. Uiteindelijk was het raak bij een Mexicaan. Daar waren wel wat mensen maar er was geen rij. We bestelden scrambled eggs met toast en koffie. Toen de eieren kwamen bleek dat ze het verkeerd verstaan hadden, ze hadden maar één portie gebracht. Kwam dat even goed uit! Het was meer dan genoeg voor ons samen.

Na dit vreugdevolle gebeuren liepen we nog even door het plaatsje. We zagen een groot bord met het programma voor de komende dagen. Toen kregen we het pas door: het festival was donderdag al begonnen! Daarom konden we geen plek vinden op de reguliere campground gisteren. Tja. 

Blij dat we in elk geval iets warms in onze maag hadden reden we terug naar de tent. Wat denk je? Alles droog! Maar meteen doemde de volgende vraag bij ons op: wat doen we vandaag verder? Het weer bleef onzeker, en ons terrein was veranderd in één grote modderpoel. Zelf koken werd lastig omdat we nergens iets neer konden zetten, en op de grond was nu echt niet te doen. Bovendien hadden we niet echt zin in een koude avond met regen. Kortom, we besloten het achter ons te laten en door te rijden naar Durango. Dat stond al op ons programma, alleen een dag later. Doel was de United Campgrounds of Durango. In 2012 waren we daar ook al eens geweest, je staat er mooi op gras. Bijzonder is dat de antieke stoomtrein van Silverton naar Durango dwars over het terrein loopt. Lijkt misschien gevaarlijk maar het wordt zó luid en duidelijk aangekondigd dat het niet te missen is. De wagons die achter de locomotief hangen zijn gevuld met vrolijke mensen die half uit de raampjes hangen en hun ogen uitkijken als ze de tentjes zien.

De route liep via Dolores, met vooral heel veel groen. Niet spectaculair maar wel mooi. Rond half vier waren we in Durango waar we een plek toegewezen kregen die ons prima beviel. Nadat we ons geïnstalleerd hadden kwam er nog iemand het terrein oprijden. Die zette een tent neer waar een heel regiment in zou kunnen overnachten, zo groot. Later vertelde Michael, zo heette de eigenaar, dat het 25 jaar geleden was dat hij voor het laatst gekampeerd had en dat de tent ook zo oud was. Enkeldaks, dat staat garant voor schimmenspel. Dat zagen we later op de avond, toen zijn hondje ook de tent in mocht: het leek opeens wel de Hound of the Baskerville! Monsterlijk groot, terwijl het een klein formaat jachthond was. Heel grappig.

Bert kookte weer uitgebreid terwijl ik mijn verhaaltjes aan het typen was, een uitstekende taakverdeling. We wisten nog niet wat we de volgende dag wilden gaan doen dus besloten we dat na het ontbijt te beslissen. In elk geval had de regen zich gedeisd gehouden zodat we in een droge tent kropen toen het klokje van gehoorzaamheid had geklonken.







zaterdag 17 september 2022

Dag 23 – donderdag 15 september: Gunnison – Telluride

Vanochtend bij de ochtendkoffie: ‘zie je dat, dat is echte grootmoeders koffie!’. Ja, de mannen konden er maar niet over uit. Zelf je eten koken en dan ook nog je eigen koffie zetten, hoe dóen die mensen dat toch? Ze vertrokken met ronkend geweld, door ons uitbundig uitgezwaaid.

Doel van vandaag was Telluride. Een mondain ski-dorp met hippie-achtige trekjes. In 2019 waren we er voor het eerst en we wilden er nog wel eens rondkijken. De weersverwachting gaf aan dat het in de loop van de middag droog zou worden en zou blijven. Wat we ook wisten: er was het jaarlijkse blues and brews festival. Precies dit weekend. Maar dat zou pas vrijdag van start gaan dus maakten we wel een kansje op een campingplaats ergens op een reguliere campground. De eerste stop was in Montrose, waar we in de Walmart toch nog wat rotspennen bijkochten. De weg ernaartoe was schitterend, langs de Gunnison River die enorm verbreedde bij Curecanti National Area, waardoor je de indruk van een langgerekt meer kreeg, wat wel behoorlijk droog stond. Ik was weer vergeten hoe mooi het daar is, gek is dat toch. Na dat cadeautje liepen we vast. De weg naar Montrose werd stevig onderhanden genomen, en we hadden een vertraging van bijna een half uur. Bijna de hele pas was opgebroken, een gigantische klus. Maar we hadden geen haast. Na Montrose was de weg bekend voor ons. Om een uur of drie reden we Telluride binnen, dat wil zeggen, de Matterhorn campground die een mijl of 9 van het plaatsje ligt. Helaas: vol. Toch weer een verkeerde inschatting gemaakt. We reden maar meteen door naar de plek waar we de vorige keer hadden gestaan, nog iets verderop, en daar was onze oude plek nog vrij. De helft van het terrein was afgesloten, waarschijnlijk te nat. Het had afgelopen zomer veel meer geregend dan normaal hoorden we, en het was inderdaad een modderpoel van jewelste. De kuilen waren nog een half metertje dieper geworden, hotsebotsend kwamen we aan bij onze stek. Je staat er geweldig, ook alweer op een hoogte van 3100 m. met uitzicht op fantastische bergtoppen van de San Juan Mountains (hoogste berg is 4261 m). Ok, de tent stond en het was half vijf, tijd om een hapje te gaan eten bij de Brown Dog, dé pizzeria waar je moest zijn. We reden naar Mountain Village, een uit de grond ge stampt ski-oord dat zich kan meten met dat van Aspen. Je kunt er gratis met de gondel, met één keer overstappen ben je in een kwartier in het dorp beneden. Dat deden we dus. In Telluride zelf was het gezellig druk. Echt Amerikaans, met blues- en ongetwijfeld bierliefhebbers die zich op alle mogelijke manieren uitgedost hadden. Hippies, cowboys en niet te vergeten cowgirls (sommige duidelijk 70+ maar desondanks in korte jurkjes met cowboylaarzen eronder), mensen van de happy few, groen haar, blauw haar, alles en iedereen voelde zich op zijn gemak. Dat was ontzettend leuk om te zien. We waren deze keer ‘al’ na een half uur aan de beurt bij de pizzeria waar we aan hetzelfde tafeltje terechtkwamen als drie jaar geleden. Hoewel we wisten dat het teveel zou zijn konden we het toch niet laten zowel de chickenwings als de Detroit pizza te bestellen. Zo allemachtig lekker! Een kwart van de pizza bleef over, dat viel best mee.

Ik reed terug en het lukte om nét voor de duisternis definitief inviel de tent terug te vinden. Het is een rare draai die je op de weg moet maken om er te komen, en je rijdt er zo voorbij. Het oorspronkelijke plan om een wijntje te drinken en een vuurtje te maken lieten we snel varen, het was er ijskoud. We trokken onze thermokleding (van Icebreaker, 100% merino-wol) aan, donsjas erover, sjaal, erbij en muts op. In de auto lazen we nog een klein uurtje en toen waagden we de oversteek naar de tent, drie meter verderop. Nu de nacht stukslaan, dat wordt nog een hele uitdaging. In elk geval voor mij, aangezien ik na een uur of zes/zeven meestal klaarwakker ben. En dan is het nog stikkedonker. Maar met het vooruitzicht van Grannies koffie in de ochtend moest het wel lukken.

                         Foto's hieronder staan in omgekeerde volgorde chronologisch!



Vanuit de lift

Gratis plek met adembenemed uitzicht








Dag 22 – woensdag 14 september: Gunnison

Ik doe eens hip. We aten vandaag gesauteerde groenten met gekarameliseerde ui, biefstuk gebakken in Ierse roomboter en overgoten met eigen jus, daarbij vergezeld door purée de pomme de terre. Klinkt goed toch?

Na de douches uitgebreid getest te hebben – dik in orde bevonden – reden we naar Gunnison om nog wat inkopen voor het eten te doen. Ook tankten we maar weer, met alle kilometers die we draaien moeten we dat bijna om de dag doen. Nu wachten we ook niet tot het laatste streepje in zicht is, pompen liggen soms ver uit elkaar. Het was een regenachtige dag, zoals voorspeld en dus besloten we nog eens de Cottonwood Pass te rijden. Gewoon tot het hoogste punt en terug. De allereerste keer dat we die reden, in 2016, waren we betoverd geraakt door de schoonheid ervan. Grotendeels dirt road en de meest fantastische uitzichten. De espen stonden in vuur en vlam wat het geheel van een gouden tintje voorzag. Helaas voor ons, maar vermoedelijk prettig voor de frequente gebruikers, is de weg in 2018 geasfalteerd en daarmee is de charme voor een groot deel verdwenen, zoals we merkten toen we hem in 2019 opnieuw reden.. Het weerhield ons er echter niet van nog eens tot het hoogste punt te rijden, en hoewel het daar flink regende was het toch weer de moeite waard. Ook behoorlijk hoog, mijn hoogtemeter gaf 3671 aan en de temperatuur zakte tot 4°C. Op de terugweg stopten we in Gunnison dat qua centrum uit één hoofdstraatje bestaat, net als in zovele andere plaatsjes. Van de acht winkeltjes liepen we er één binnen, een sportzaak. Ik kocht er vorige keer nieuwe slippers en deze keer was Bert aan de beurt, met een mooi flanellen overhemd kwamen we naar buiten. Om bij de auto te komen moesten we oversteken. Niets bijzonders, maar hier waren oranje vlaggetjes in een koker gestoken en die zat weer vastgebonden aan de lantaarnpaal bij de oversteekplaats. Er hing een briefje bij: bij het oversteken graag een vlaggetje pakken en goed zichtbaar in de hand houden. Eenmaal aan de overkant kon het vlaggetje dan daar weer in óók zo’n koker gestoken.

Toen we voorbereidingen voor het eten gingen treffen, niets bijzonders maar gewoon groente snijden, draalde er een van de motorrijders een beetje om ons heen. Het waren aardige mannen, er viel geen onvertogen woord en ze dronken allemaal light beer of cola. Enigszins aarzelend vroeg hij, nadat hij genoeg moed had verzameld, of wij dat altijd deden, zelf koken. Ja, dat deden we meestal. Thuis ook? Ja, thuis ook. En wat waren we dan nu aan het maken? Tja, gewoon wat groenten bij elkaar in de koekenpan, smoren in olijfolie. Wat voor groenten? Nou, ui, knoflook, bosuitjes, paprika, champignons, tomaat, beetje zout, beetje peper, eigenlijk gooiden we gewoon wat bij elkaar (laat die hippe culinaire termen maar achterwege).….Het water liep hem in de mond. ‘Het ruikt heerlijk!’ zei hij. Dat konden wij wel beamen. Met puree uit een pakje, daar hoefde alleen maar water bij en het is echt lekker, en een paar onvervalste stukjes beef hadden we er een heerlijk maaltje aan. De mannenbroeders naast ons hadden wat bij een fastfoodketen gehaald. Dat is toch echt iets anders. Maar het is ons al veel vaker opgevallen dat mensen met verwondering naar ons kijken als we gewoon ons potje koken. Terwijl, hoe 
moeilijk is dat nou helemaal?















donderdag 15 september 2022

Dag 21 – dinsdag 13 september: Crested Butte ( Lake Irwin) – Gunnison

De slaapkamer van Klein Duimpje en de Reus. Zo ziet het eruit als je in onze tent kijkt. De slaapzak van Bert is namelijk gi-gan-tisch groot, en die van mij valt daarbij volledig in het niet. Dat komt omdat ik bij het zoeken van slaapzakken uitsluitend zocht naar iets dat ons ook bij temperaturen ver onder nul warm zou houden, en ook niet te klein. Voor mij kwam ik al vrij snel uit bij hetzelfde exemplaar als vorige keer, van Teton Sports, maar de XL-versie voor mannen was niet meer leverbaar. Dus kwam ik uit bij een exemplaar van Ozark, het eigen merk van de Walmart. Warm, tot -8, prima dus. En ook nog een stuk goedkoper, wat best fijn was omdat we het uiteindelijk allemaal achter moeten laten. Bij het uitpakken zagen we het direct: het was een monster! Niet normaal zo groot. Je kon er makkelijk met zijn tweeën in zelfs. Ook ideaal voor een grote, stevige Amerikaan. Er zat nog een lakenzak in ook, die hebben we er inmiddels uitgehaald. Het ding bleek 250 cm lang te zijn en 114 cm breed….Bert heeft nog steeds niet alle hoeken ontdekt.

Na het inpakken van de spullen maakten we nog een rondje over het terrein. Het ligt er echt prachtig, maar de tentplaatsen zijn niet allemaal even vlak. Ook is er geen water maar we hebben altijd 12 liter bij ons, meer dan genoeg voor koffie, eten en om een kampvuurtje uit te maken. Volgend jaar gaat het hele terrein op de schop, het is dan ook gesloten in 2023. Bij onze rondwandeling kwamen we twee mensen tegen die hun honden uitlieten, prachtbeesten. Het waren korthals Griffins, echte jachthonden maar de rust zelve. Met dezelfde eigenschappen als de labradoodle: ze verharen niet en als ze in het water geweest zijn stinken ze niet naar natte hond. Wat wij konden verifiëren, want ze hadden net gezwommen.





In het Paradise ontbijtcafé in Crested Butte namen we het er eens goed van. Ik had me al verheugd op de French Toast, die er heerlijk is, aangevuld met vers fruit, en Bert nam iets met roerei, chili en hash browns. Na al dit lekkers gingen we op verkenning in de omgeving. Nou ja, verkenning, we kenden het al maar het is er zo ontzettend mooi dat je er niet vaak genoeg naar toe kunt. We reden de Gothic Road en liepen een stukje naar de Judd Falls. Aangezien ook hier de hoogte ons nog wat parten speelde deden we rustig aan. Bert werd er aangevallen door een mini-drone, wat bij nader inzien een reuze-libelle bleek. De espen waren al een beetje aan het kleuren, de gouden kleuren van de herfst begonnen door te komen. Zo mooi allemaal. Onderweg zagen we een bergmarmot een zonnebad nemen op een grote steen, ik had ze gisteren al horen fluiten bij Lake Irwin. Wat een cadeautje. Al met al waren we zo een paar uurtjes zoet voor we naar onze volgende plek reden, Gunnison.








Tot nu toe is deze reis vooral heel relaxt. Omdat we al zoveel gezien hebben is de drive om álles te moeten doen en zien niet zo groot meer als eerder, en we hoeven onszelf ook niets meer te bewijzen. Dat levert een hoop rust op. Als we linksaf willen gaan we linksaf, willen we rechtsaf doen we dat. Gisteren, toen het al duidelijk werd dat we een paar koude en regenachtige dagen tegemoet gaan, had ik een cabin gereserveerd bij de KOA in Gunnison, een uurtje rijden. Maar alles beter dan koud worden in een natte tent. We waren er al vaker geweest, en het is een prima onderkomen. Het was een goede zet geweest. Toen we aankwamen en even met onze buren spraken, twee hele stoere motormuizen, vertelden ze dat een paar maten van hen naar Black Canyon of the Gunnison waren gegaan en daar overvallen werden door heftige slagregens. Blij dat we daar niet naartoe gegaan zijn, het was even in ons opgekomen om dat te doen. Bij ons werd het ook koud, ik haalde voor het eerst mijn donsjack tevoorschijn. Zelfs muts en sjaal moesten eraan geloven en in de hut ging het kacheltje aan.

Aan het eind van de middag kwamen er vier volledig natgeregende Harley-rijders aan, doorweekt waren ze. Nu zitten we dus gezellig naast elkaar. Klein Duimpje en de Reus naast zes stoere motormuizen. Het kan verkeren.


De kok aan het werk


Bezoek!