zaterdag 17 september 2022

Dag 23 – donderdag 15 september: Gunnison – Telluride

Vanochtend bij de ochtendkoffie: ‘zie je dat, dat is echte grootmoeders koffie!’. Ja, de mannen konden er maar niet over uit. Zelf je eten koken en dan ook nog je eigen koffie zetten, hoe dóen die mensen dat toch? Ze vertrokken met ronkend geweld, door ons uitbundig uitgezwaaid.

Doel van vandaag was Telluride. Een mondain ski-dorp met hippie-achtige trekjes. In 2019 waren we er voor het eerst en we wilden er nog wel eens rondkijken. De weersverwachting gaf aan dat het in de loop van de middag droog zou worden en zou blijven. Wat we ook wisten: er was het jaarlijkse blues and brews festival. Precies dit weekend. Maar dat zou pas vrijdag van start gaan dus maakten we wel een kansje op een campingplaats ergens op een reguliere campground. De eerste stop was in Montrose, waar we in de Walmart toch nog wat rotspennen bijkochten. De weg ernaartoe was schitterend, langs de Gunnison River die enorm verbreedde bij Curecanti National Area, waardoor je de indruk van een langgerekt meer kreeg, wat wel behoorlijk droog stond. Ik was weer vergeten hoe mooi het daar is, gek is dat toch. Na dat cadeautje liepen we vast. De weg naar Montrose werd stevig onderhanden genomen, en we hadden een vertraging van bijna een half uur. Bijna de hele pas was opgebroken, een gigantische klus. Maar we hadden geen haast. Na Montrose was de weg bekend voor ons. Om een uur of drie reden we Telluride binnen, dat wil zeggen, de Matterhorn campground die een mijl of 9 van het plaatsje ligt. Helaas: vol. Toch weer een verkeerde inschatting gemaakt. We reden maar meteen door naar de plek waar we de vorige keer hadden gestaan, nog iets verderop, en daar was onze oude plek nog vrij. De helft van het terrein was afgesloten, waarschijnlijk te nat. Het had afgelopen zomer veel meer geregend dan normaal hoorden we, en het was inderdaad een modderpoel van jewelste. De kuilen waren nog een half metertje dieper geworden, hotsebotsend kwamen we aan bij onze stek. Je staat er geweldig, ook alweer op een hoogte van 3100 m. met uitzicht op fantastische bergtoppen van de San Juan Mountains (hoogste berg is 4261 m). Ok, de tent stond en het was half vijf, tijd om een hapje te gaan eten bij de Brown Dog, dé pizzeria waar je moest zijn. We reden naar Mountain Village, een uit de grond ge stampt ski-oord dat zich kan meten met dat van Aspen. Je kunt er gratis met de gondel, met één keer overstappen ben je in een kwartier in het dorp beneden. Dat deden we dus. In Telluride zelf was het gezellig druk. Echt Amerikaans, met blues- en ongetwijfeld bierliefhebbers die zich op alle mogelijke manieren uitgedost hadden. Hippies, cowboys en niet te vergeten cowgirls (sommige duidelijk 70+ maar desondanks in korte jurkjes met cowboylaarzen eronder), mensen van de happy few, groen haar, blauw haar, alles en iedereen voelde zich op zijn gemak. Dat was ontzettend leuk om te zien. We waren deze keer ‘al’ na een half uur aan de beurt bij de pizzeria waar we aan hetzelfde tafeltje terechtkwamen als drie jaar geleden. Hoewel we wisten dat het teveel zou zijn konden we het toch niet laten zowel de chickenwings als de Detroit pizza te bestellen. Zo allemachtig lekker! Een kwart van de pizza bleef over, dat viel best mee.

Ik reed terug en het lukte om nét voor de duisternis definitief inviel de tent terug te vinden. Het is een rare draai die je op de weg moet maken om er te komen, en je rijdt er zo voorbij. Het oorspronkelijke plan om een wijntje te drinken en een vuurtje te maken lieten we snel varen, het was er ijskoud. We trokken onze thermokleding (van Icebreaker, 100% merino-wol) aan, donsjas erover, sjaal, erbij en muts op. In de auto lazen we nog een klein uurtje en toen waagden we de oversteek naar de tent, drie meter verderop. Nu de nacht stukslaan, dat wordt nog een hele uitdaging. In elk geval voor mij, aangezien ik na een uur of zes/zeven meestal klaarwakker ben. En dan is het nog stikkedonker. Maar met het vooruitzicht van Grannies koffie in de ochtend moest het wel lukken.

                         Foto's hieronder staan in omgekeerde volgorde chronologisch!



Vanuit de lift

Gratis plek met adembenemed uitzicht








Dag 22 – woensdag 14 september: Gunnison

Ik doe eens hip. We aten vandaag gesauteerde groenten met gekarameliseerde ui, biefstuk gebakken in Ierse roomboter en overgoten met eigen jus, daarbij vergezeld door purée de pomme de terre. Klinkt goed toch?

Na de douches uitgebreid getest te hebben – dik in orde bevonden – reden we naar Gunnison om nog wat inkopen voor het eten te doen. Ook tankten we maar weer, met alle kilometers die we draaien moeten we dat bijna om de dag doen. Nu wachten we ook niet tot het laatste streepje in zicht is, pompen liggen soms ver uit elkaar. Het was een regenachtige dag, zoals voorspeld en dus besloten we nog eens de Cottonwood Pass te rijden. Gewoon tot het hoogste punt en terug. De allereerste keer dat we die reden, in 2016, waren we betoverd geraakt door de schoonheid ervan. Grotendeels dirt road en de meest fantastische uitzichten. De espen stonden in vuur en vlam wat het geheel van een gouden tintje voorzag. Helaas voor ons, maar vermoedelijk prettig voor de frequente gebruikers, is de weg in 2018 geasfalteerd en daarmee is de charme voor een groot deel verdwenen, zoals we merkten toen we hem in 2019 opnieuw reden.. Het weerhield ons er echter niet van nog eens tot het hoogste punt te rijden, en hoewel het daar flink regende was het toch weer de moeite waard. Ook behoorlijk hoog, mijn hoogtemeter gaf 3671 aan en de temperatuur zakte tot 4°C. Op de terugweg stopten we in Gunnison dat qua centrum uit één hoofdstraatje bestaat, net als in zovele andere plaatsjes. Van de acht winkeltjes liepen we er één binnen, een sportzaak. Ik kocht er vorige keer nieuwe slippers en deze keer was Bert aan de beurt, met een mooi flanellen overhemd kwamen we naar buiten. Om bij de auto te komen moesten we oversteken. Niets bijzonders, maar hier waren oranje vlaggetjes in een koker gestoken en die zat weer vastgebonden aan de lantaarnpaal bij de oversteekplaats. Er hing een briefje bij: bij het oversteken graag een vlaggetje pakken en goed zichtbaar in de hand houden. Eenmaal aan de overkant kon het vlaggetje dan daar weer in óók zo’n koker gestoken.

Toen we voorbereidingen voor het eten gingen treffen, niets bijzonders maar gewoon groente snijden, draalde er een van de motorrijders een beetje om ons heen. Het waren aardige mannen, er viel geen onvertogen woord en ze dronken allemaal light beer of cola. Enigszins aarzelend vroeg hij, nadat hij genoeg moed had verzameld, of wij dat altijd deden, zelf koken. Ja, dat deden we meestal. Thuis ook? Ja, thuis ook. En wat waren we dan nu aan het maken? Tja, gewoon wat groenten bij elkaar in de koekenpan, smoren in olijfolie. Wat voor groenten? Nou, ui, knoflook, bosuitjes, paprika, champignons, tomaat, beetje zout, beetje peper, eigenlijk gooiden we gewoon wat bij elkaar (laat die hippe culinaire termen maar achterwege).….Het water liep hem in de mond. ‘Het ruikt heerlijk!’ zei hij. Dat konden wij wel beamen. Met puree uit een pakje, daar hoefde alleen maar water bij en het is echt lekker, en een paar onvervalste stukjes beef hadden we er een heerlijk maaltje aan. De mannenbroeders naast ons hadden wat bij een fastfoodketen gehaald. Dat is toch echt iets anders. Maar het is ons al veel vaker opgevallen dat mensen met verwondering naar ons kijken als we gewoon ons potje koken. Terwijl, hoe 
moeilijk is dat nou helemaal?















donderdag 15 september 2022

Dag 21 – dinsdag 13 september: Crested Butte ( Lake Irwin) – Gunnison

De slaapkamer van Klein Duimpje en de Reus. Zo ziet het eruit als je in onze tent kijkt. De slaapzak van Bert is namelijk gi-gan-tisch groot, en die van mij valt daarbij volledig in het niet. Dat komt omdat ik bij het zoeken van slaapzakken uitsluitend zocht naar iets dat ons ook bij temperaturen ver onder nul warm zou houden, en ook niet te klein. Voor mij kwam ik al vrij snel uit bij hetzelfde exemplaar als vorige keer, van Teton Sports, maar de XL-versie voor mannen was niet meer leverbaar. Dus kwam ik uit bij een exemplaar van Ozark, het eigen merk van de Walmart. Warm, tot -8, prima dus. En ook nog een stuk goedkoper, wat best fijn was omdat we het uiteindelijk allemaal achter moeten laten. Bij het uitpakken zagen we het direct: het was een monster! Niet normaal zo groot. Je kon er makkelijk met zijn tweeën in zelfs. Ook ideaal voor een grote, stevige Amerikaan. Er zat nog een lakenzak in ook, die hebben we er inmiddels uitgehaald. Het ding bleek 250 cm lang te zijn en 114 cm breed….Bert heeft nog steeds niet alle hoeken ontdekt.

Na het inpakken van de spullen maakten we nog een rondje over het terrein. Het ligt er echt prachtig, maar de tentplaatsen zijn niet allemaal even vlak. Ook is er geen water maar we hebben altijd 12 liter bij ons, meer dan genoeg voor koffie, eten en om een kampvuurtje uit te maken. Volgend jaar gaat het hele terrein op de schop, het is dan ook gesloten in 2023. Bij onze rondwandeling kwamen we twee mensen tegen die hun honden uitlieten, prachtbeesten. Het waren korthals Griffins, echte jachthonden maar de rust zelve. Met dezelfde eigenschappen als de labradoodle: ze verharen niet en als ze in het water geweest zijn stinken ze niet naar natte hond. Wat wij konden verifiëren, want ze hadden net gezwommen.





In het Paradise ontbijtcafé in Crested Butte namen we het er eens goed van. Ik had me al verheugd op de French Toast, die er heerlijk is, aangevuld met vers fruit, en Bert nam iets met roerei, chili en hash browns. Na al dit lekkers gingen we op verkenning in de omgeving. Nou ja, verkenning, we kenden het al maar het is er zo ontzettend mooi dat je er niet vaak genoeg naar toe kunt. We reden de Gothic Road en liepen een stukje naar de Judd Falls. Aangezien ook hier de hoogte ons nog wat parten speelde deden we rustig aan. Bert werd er aangevallen door een mini-drone, wat bij nader inzien een reuze-libelle bleek. De espen waren al een beetje aan het kleuren, de gouden kleuren van de herfst begonnen door te komen. Zo mooi allemaal. Onderweg zagen we een bergmarmot een zonnebad nemen op een grote steen, ik had ze gisteren al horen fluiten bij Lake Irwin. Wat een cadeautje. Al met al waren we zo een paar uurtjes zoet voor we naar onze volgende plek reden, Gunnison.








Tot nu toe is deze reis vooral heel relaxt. Omdat we al zoveel gezien hebben is de drive om álles te moeten doen en zien niet zo groot meer als eerder, en we hoeven onszelf ook niets meer te bewijzen. Dat levert een hoop rust op. Als we linksaf willen gaan we linksaf, willen we rechtsaf doen we dat. Gisteren, toen het al duidelijk werd dat we een paar koude en regenachtige dagen tegemoet gaan, had ik een cabin gereserveerd bij de KOA in Gunnison, een uurtje rijden. Maar alles beter dan koud worden in een natte tent. We waren er al vaker geweest, en het is een prima onderkomen. Het was een goede zet geweest. Toen we aankwamen en even met onze buren spraken, twee hele stoere motormuizen, vertelden ze dat een paar maten van hen naar Black Canyon of the Gunnison waren gegaan en daar overvallen werden door heftige slagregens. Blij dat we daar niet naartoe gegaan zijn, het was even in ons opgekomen om dat te doen. Bij ons werd het ook koud, ik haalde voor het eerst mijn donsjack tevoorschijn. Zelfs muts en sjaal moesten eraan geloven en in de hut ging het kacheltje aan.

Aan het eind van de middag kwamen er vier volledig natgeregende Harley-rijders aan, doorweekt waren ze. Nu zitten we dus gezellig naast elkaar. Klein Duimpje en de Reus naast zes stoere motormuizen. Het kan verkeren.


De kok aan het werk


Bezoek!


woensdag 14 september 2022

Dag 20 – maandag 12 september: Green River – Crested Butte ( Lake Irwin)

Soms denk je, als je iets eet, in eerste instantie ‘mmm, best lekker’. Om er vervolgens urenlang een vieze nasmaak van te houden. Dat hadden wij vanmorgen. Na de ochtendkoffie pakten we snel onze spullen in en zetten koers naar Grand Junction. Naar de Walmart van Grand Junction welteverstaan. Naast wat andere noodzakelijk spullen zoals verse groenten en fruit kochten we ook een paar broodjes en een paar croissants, als ontbijt en vast voor de lunch. Alles natuurlijk vers gebakken, en zeker twee maanden houdbaar. Goed, die croissantjes leken dus best ok, maar na een paar uur waren we de weeïge smaak nóg niet kwijt. We trokken de koelbox open en visten er twee blikjes cola uit, dat hielp.

Dit verkopen ze dan weer niet bij Albert Heijn


Voordat we wegreden vanmorgen maakten we nog even kennis met de hartelijkheid van de Amerikanen, van de meeste dan. We kochten om de hoek bij de campground een zak ijs, en in de bijbehorende winkel vroeg ik naar grote plastic zakken. De weersverwachting voor de komende dagen geeft redelijk wat regen aan, en dat geeft de kans op een natte tent. Die  moeten we in dat geval wel ergens in kunnen doen. Ik werd keurig verwezen naar een grote stelling met een keur aan zakken. Van kleiner naar groot genoeg om er een koelkast in te verpakken. De prijzen waren echter navenant: voor een beetje formaat betaalde je al gauw $12, zes stuks. Tja, en we hadden er maar één nodig. Zonder zakken kwam ik terug bij de kassa. Ach, hadden we er maar één nodig? De eigenaar riep z’n vrouw erbij, zij deed een graai onder de toonbank en overhandigde mij precies het gewenste formaat plastic zak. Ik hoefde alleen het ijs af te rekenen. Twee dollar. Omdat het papiergeld hier allemaal dezelfde kleur heeft is een vergissing gauw gemaakt, en een beetje weifelend keek de man naar de briefjes die ik hem gaf. Een biljet van $1, en een van $20. ‘Dat komt omdat ik zo beduusd was van jullie vrijgevigheid’, zei ik. We moesten er allemaal om lachen en ik wisselde de $20 gauw om voor een briefje van $1. Kan Biden daar niet eens wat aan doen? Aan dat groene geld? Ach, die man heeft wel grotere kopzorgen.

We reden nog heel even het centrum van Grand Junction in, waar ik graag even in wat schoenenwinkels rondneus. En ja hoor, met een paar nieuwe teenslippers – had ik écht nodig, ik had nog maar vier paar – vertrokken we even later voor een lange rit door de bergen. De eerste etappe ging door het Grand Mesa National Forest. In het begin was dat niet zo interessant maar het werd allengs mooier. Een hoogvlakte met veel meren waarin veel gevist werd. In de winter is het een druk bezocht langlaufparadijs en de omgeving profiteerde duidelijk van de inkomsten die dat opleverde, het zag er allemaal welvarend uit.

Het tweede deel van de tocht voerde via de 65 en een binnendoorweggetje naar de 130. Daar namen we de afslag over de Keblerpas naar Lake Irwin, waar we een plek gereserveerd hadden. Drie jaar geleden reden we die ook al, en het was beslist geen straf dat nog eens te doen. Er was wel een groot verschil met toen: alle vegetatie had hier verschrikkelijk veel te lijden gehad van de droogte. Waar we de vorige keer overal frisse groene kleuren zagen, was het nu gewoonweg kleurloos. Triest om te zien. Maar de bergen waren nog steeds hun onaantastbare zelf en even indrukwekkend.






Om bij de campground te komen moesten we eerst een nogal hobbelige dirt road over, tot we bij het meer kwamen. De weg door de campground zelf, waar we natuurlijk overheen moesten om onze plek te vinden, was zo mogelijk nog hobbeliger. De plek zelf had schitterend uitzicht, niet over het meer maar over de bergen aan de andere kant. Adembenemend mooi. Ook letterlijk. Mijn digitale hoogtemeter gaf 3170 meter aan, en dat vonden onze longen duidelijk iets minder. Al bij het opzetten van de tent merkten we dat. We hadden met enige moeite een enigszins vlakke plek gevonden, heel belangrijk omdat we anders de tent uitrollen. Hij stond zoals altijd heel snel, maar toen moesten de pennen nog de grond in. De rotspennen moesten dat klusje klaren. Nou, vergeet het maar. Het konden dan wel rotspennen zijn, maar met geen mogelijkheid kregen we ze dit keiharde gesteente ingedreven. Uiteindelijk lukte het een beetje, en in de hoop dat het niet te hard zou gaan waaien lieten we het daar maar bij. Bert was compleet uitgeteld na dit harde werk. Toen we even later naar het meer liepen, daarvoor moesten we een flink stuk omlaag en dus ook op de terugweg weer omhoog, begon het tot ons door te dringen. We waren allebei ‘achter de poeste’, Gronings voor buiten adem. De hoogte! Natuurlijk!





Lake Irwin




Inmiddels was het half zeven, en we besloten het wat uitgebreidere koken maar voor morgen te bewaren. Niet alleen werd het snel donker, maar ook, een geheel nieuwe ervaring voor ons, het was koud! De thermokleding ging aan, mutsen op en ik maakte ons eerst vuurtje. We gooiden gewoon een blik chili in de pan. Met ananas en tomaat. Dat wel. Met heel veel moeite konden we het volhouden tot half negen, maar toen het hout opgebrand was waren wij dat ook.