zaterdag 10 september 2022

Dag 16 – donderdag 8 september: Capitol Reef – Green River (Moab)

Gisteravond parkeerde er, vrij laat, een auto op de parkeerplaats voor de ‘walk in’ tentplekken. Die parkeerplekken waren keurig genummerd zodat er voor iedereen een eigen plaats was. Maar, deze auto had een daktent. En tja, die kun je natuurlijk niet even afbreken om op het tentveld weer op te zetten. Enigszins vertwijfeld keken de betrokken om zich heen. De rest van het terrein was vol, dus ze hadden uiteindelijk geen andere keus dan te vertrekken en te zien of ze in Torrey, op een commerciële camping, een plaatsje konden vinden. Een walk-in veld is echt alleen voor tenten, dat u het even weet.

Omdat de hitte nog steeds van geen wijken wist pakten we de tent in vóór het ontbijt. Precies voordat de zonnestralen hun verwoestende meppen begonnen uit te delen waren we klaar. De komende drie dagen zullen we verblijven in Green River, op de campground in het State Park. Ook daar rijzen de prijzen de pan uit, ze vragen nu $45 per nacht, maar omdat het er zo aangenaam vertoeven is op het gras, met veel bomen en ruime douchekamers hebben we toch geboekt. Door al dat groen is het al gauw een graad of 6 koeler dan in de omgeving. En in Moab zijn alle onderkomens schreeuwend duur. In de eerste jaren dat we daar kwamen lukte het nog wel om voor een dollar of zestig een cabin met airco te huren, en dat was dan omgerekend in euro’s €40, maar nu is de koers gewoon één op één, of zelfs nog iets ongunstiger. Dit terrein ligt in een écht park, naast de golfbaan. Je wordt als je niet uitkijkt dan ook van de sokken gereden door een golfkarretje met een zeer bejaard persoon erin, dat er veel genoegen in schept het gaspedaal zo ver mogelijk in te drukken om zo in elk geval de indruk te wekken dat hij nog heel wat mans is. Maar eenmaal op de campground zelf kom je die karretjes niet meer tegen.

Onderweg stopten we even bij de Mesa Market Farm, waar we weer langskwamen, om nog een paar stukjes kaas en een brood te kopen. Eigenlijk wilden we ook wat groenten, maar ze hadden een heel slecht jaar gehad met veel ziektes in de planten dus dat werd hem niet. Gelukkig kon de plaatselijke super in Hanksville ons daar wel aan helpen, en met een komkommer, twee paprika’s en twee uien konden we even vooruit. Voor de schappelijke (nou ja)  prijs van €7.

De volgende stop was het Goblin State Park. Ook daar waren we al drie keer geweest, maar het blijft betoverend. Al die hoodoos en toadstools, in de meest waanzinnige vormen. Helaas konden we het door de hitte niet langer volhouden dan een uurtje maar het was toch weer de moeite waard. Jammer genoeg was ook hier de toegangsprijs verdubbeld, of in elk geval sterk verhoogd: we betaalden nu €20. Da’s best veel voor een relatief klein park.














Wie nu denkt: deze foto's heb ik al eens gezien, die is er óf zelf geweest óf heeft onze eerdere blogs gevolgd. Elke keer maken we toch weer dezelfde foto's, gewoon omdat het zo mooi is! 

Om twee uur reden we Green River binnen. Onze plek, nummer 10, stond altijd garant voor veel schaduw en optimistisch reden we er dan ook naar toe. Meteen bij het uitstappen werden we alweer door de hete wind om de oren geslagen; het was hier helemaal niet koeler dan in Capitol Reef! We wachtten nog even met het opzetten van de tent, onze eerste gang was naar de douche. Die hadden we een paar dagen moeten missen want die in Hanksville deed het niet en in Capitol Reef zijn geen douches. En dat in die hitte. Dan is het ongelooflijk lekker om je helemaal schoon te spoelen onder een automatische gieter. Geheel verfrist zochten we daarna een plekje in de schaduw. Om erachter te komen dat de bomen, zwarte populieren, erg aangetast waren. Vanwege de veiligheid waren er dan ook veel takken afgezaagd. Ja, dan heb je minder schaduw. Maar er was nog genoeg over, en na een uitgebreide lunch met het verse brood bleven we de rest van de middag heel rustig zitten. Zo min mogelijk bewegen was het devies.

Eind van de middag, net toen het ietsje koeler werd, kregen we gezelschap. Aan beide kanten van het pad werden tentjes opgezet, enkele grotere en een stuk of wat hele kleintjes. Het bleek te gaan om twee families, die allebei hun jaarlijkse familiereünie kwamen houden. In het begin dachten we dat ze bij elkaar hoorden maar dat bleek niet zo te zijn. Werkelijk talloze kisten en koelboxen met eten werden naar de picknickbanken gesleept en het duurde wel een paar uur voor ze geïnstalleerd waren. Het gekke is, ze zijn hier nooit luidruchtig. Waar zo’n gezelschap in Nederland (of van Nederlanders in het buitenland) garant staat voor een hoop herrie, zeker als er alcohol in het spel is, hoor je hier niet anders dan gewoon gepraat. Om een uur of zeven werden de vuurtjes aangemaakt en ging het vlees op de barbecue. De kleine kinderen vermaakten zich uitstekend met rondjes rennen over het gras en door de sproeiers lopen die her en der nog aanstonden.

Wij aten, na de late en stevige lunch van brood met kledderkaas (de gesmolten Cheddar verdiende geen andere naam), ei en komkommer, zoals gewoonlijk vrij simpel met een stukje kaas en als toetje een aardbeien-rabarberpie ter grootte van een ontbijtbordje, die we die ochtend nog snel even gekocht hadden. Om kwart over acht was het helemaal donker. Ik stond op om iets uit de auto te halen en ik wist niet wat ik zag: op een groot scherm werd Star Wars vertoond! De hele familie zat er doodstil naar te kijken. Het gekke is, ze hadden wel geluid aan, maar zo zachtjes dat het helemaal niet storend was. Ik had wel gezien dat er een partytent met een groot groen doek aan de zijkant was opgezet, maar dat dat als filmdoek zou fungeren, daar was ik nooit opgekomen. Onder de sterren naar Star Wars kijken, je moet het meemaken

Geen mooi plaatje, maar even voor het idee


vrijdag 9 september 2022

Dag 15 – woensdag 7 september: Capitol Reef

De eerste actie vanmorgen was het verplaatsen van de tent. Zelfde veld, andere kant. Het was werkelijk zo gepiept, de zon kwam nog net niet over de bergen heen en de verzengende hitte bleef nog even uit. Tweede actie: naar het Gifford House, waar ze de allerlekkerste pie verkopen. Aardbeien-rabarber is onze favoriet en ze zijn altijd gauw uitverkocht dus enige haast was geboden. In plaats van de vriendelijke mevrouw die eerder de zaak bestierde was er nu een dame die geen lachje op haar gezicht kon toveren, sterker nog, die met duidelijke tegenzin de klanten duldde omdat die nu eenmaal geld in het laatje brachten maar meer ook niet. Ze werd bijgestaan in haar zware taak van afrekenen door een meisje dat iets toeschietelijker was. Waar ze een paar jaar geleden nog een keur aan bijzondere producten verkochten was dat nu gereduceerd tot alles-wat-je-overal-kunt-krijgen.

Chagrijnig of niet, de pie was nog altijd even verrukkelijk. Na het ontbijt waagden we ons aan de scenic drive, die begint vlak achter het kampeerterrein. We reden een stuk dirt road tot we bij de parkeerplaats van The Grand Wash kwamen, de achteruitgang zogezegd. Van daaruit kun je onder andere naar The Arch lopen, maar dat is een beste klim en aangezien het nog steeds heter dan heet was lieten we dat aan ons voorbijgaan. Wel liepen we een stukje van het trail naar The Narrows maar om te voorkomen dat we gekookt zouden worden hielden we het bij een half uurtje. Meer dan genoeg. Daarna reden we de drive nog af tot het eindpunt, maar we stapten er zelfs niet eens uit. Was echt niet te doen.









Terug bij de tent lunchten we met sesamcrackers en de gesmolten cheddar, dat smaakte verrassend goed. Het vochtgehalte brachten we op peil met een flinke beker clamato (zoek maar op als je niet weet wat dat is). Omdat het in de auto nu beslist de beste plek was reden we nog een stuk naar Bullfrog, dat ligt iets buiten het park, maar daar viel weinig te beleven. Dus toch maar terug naar de tent. We sleepten de picknickbank in de schaduw, namen nog een beker clamato en gaven ons over aan de warmte. Er zat niet veel anders op. En daarmee houdt het verhaal ook op voor deze dag. Tegen de avond werd het koeler en kookten we een supersnelle pasta van een half blikje Campbell’s champignonsoep, onverdund, met een blikje tonijn erdoor. Lekker!

Dag 14 – dinsdag 5 september: Hanksville – Capitol Reef

Om tien over half zeven werd ik wakker met het gevoel dat ik iets moest doen. Nu hoeven we hier bijzonder weinig, behalve zorgen voor proviand en een slaapplek, maar dit was anders. Terwijl ik de slaap uit mijn ogen wreef ging ik gewoontegetrouw even met mijn tong langs mijn tanden, dat zijn zo van die onbewuste handelingen waar je meestal geen aandacht aan schenkt. Nu wel: ik wist het weer. Mijn tand! Een snelle blik op de wereldklok van mijn telefoon leerde me dat het in Nederland op dat moment half drie was, een uitstekend moment om de tandarts te bellen dus. Dat deed ik via Skype, ideaal. Meteen had ik de assistente aan de lijn. Onze geweldige, altijd geduldige tandarts, die we al veertig jaar hebben, heeft nog steeds dezelfde assistentes. Dat zegt wat. Hulde! Inmiddels behandelt hij ook onze kleinkinderen. Goed, ik deed mijn verhaal. Ergens in Utah waren we aan het rondtrekken toen mijn kroon het begaf. Wat nu? Ik werd direct gerustgesteld, helemaal niet erg. Ik kon er gewoon mee eten en het scherpe puntje mocht ik met een nagelvijl wat ronder maken. We maakten vast een afspraak voor 5 oktober en dat was dat.

Voor het ontbijt togen we weer naar Duke’s, waar we ons allebei tegoed deden aan een grote bak, of liever pot, cruesli met Griekse yoghurt en fruit. Een stevig begin van de dag. Na twee grote bakken koffie hadden we eigenlijk wel genoeg – je betaalt één keer $1,25 pp en mag daarna ongelimiteerd bijtanken – maar de serveerster bracht ons ook nog twee bekers om mee te nemen. Dat kwam wel goed uit, want ik wilde het blog van gisteren nog van foto’s voorzien en op de digitale brievenbus doen. We gingen in de schaduw van het toiletgebouw zitten, daar stonden twee stoelen met een tafeltje ertussen. Het kostte wat meer tijd dan anders, voornamelijk omdat de wifi heel traag was. Van schrik begon de laptop zelfs vast te lopen zodat ik hem een aantal keren opnieuw moest opstarten. Iets te laat bedacht ik dat ik beter mijn telefoon als hotspot kon gebruiken want toen ik dat eenmaal ingesteld had was alles zo klaar. En de koffie op.

                                            

Capitol Reef, een van onze favoriete parken, lag maar op een uurtje rijden. Ook hier weer tussen de meest fantastische rotsformaties door, wat Bert de opmerking ontlokte dat hier sprake was van een architectuur-landschap. Een betere omschrijving zou ik niet kunnen bedenken. We stopten bij het ecologische bedrijf Mesa Farm Market, dat langs de weg ligt. Als je het niet weet rijd je er zo voorbij, maar wij halen daar altijd vers gebakken brood, geitenkaas en verse groenten. Eigenlijk was het vandaag gesloten, maar er zat al een Japanse jongeman op de veranda die met volle bepakking op een min of meer gewone fiets onderweg was. Hij smulde van brood en koffie, en kreeg van de uitbater te horen dat hij zolang mocht blijven als hij wilde en het hele huis kon gebruiken. Kom daar nog maar eens om tegenwoordig. Hoe dan ook, wij mochten naar binnen en kregen wat stukjes kaas om te proeven. Echt een verademing, na al die naar plastic smakende producten die hier de norm zijn. Er was alleen nog brood van gisteren, en groenten waren er op het moment ook niet, maar we kochten twee stukje kaas, twee hardgekookte eieren voor bij de lunch en een brood. Het brood kregen we gratis omdat het een dag oud was, dus betaalden we iets extra. De mevrouw – of meneer, we wisten het niet zeker - in kwestie vertelde dat ze geen personeel kon krijgen, dat wat haar betrof de regels voor immigranten versoepeld moesten worden zodat de personeelstekorten konden worden opgevuld. Ze kon iemand $3000 per maand bieden, inclusief kost en inwoning….Maar ja, wie wilde er nog zo hard werken op een boerenbedrijf(je) als je ook een soortgelijk inkomen kon verwerven met een baantje van 9 tot 5?




Voorzien van het nodige lekkers reden we door naar de Fruita Campground, waar we plek 59 aan de C-loop hadden besproken voor de komende twee nachten. Eenmaal daar aangekomen reden we bijna net zo hard weer weg, voor een tentje was geen plaats; het was een camperplek. Ook nog eens in de volle zon want de boom op de foto die toen we reserveerden pontificaal aanwezig was, was nu afgezaagd wegens gevaar op takbreuk. Nu mag je volgens het reserveringssysteem niet bij de host aankloppen om iets te wijzigen, dat moet allemaal via de site of telefonisch, maar daar trok de camphost hier ter plekke zich niets van aan. Gelukkig maar, want er is hier geen enkel bereik. Na enig beraad met zijn vrouw mochten we gaan staan op het walk in terrein, waar ruime plaatsen én schaduwplekken waren. Weliswaar morgen weer even verkassen maar daar draaien wij onze hand niet voor om. In no time stond de binnentent weer, bedjes opgemaakt. De buitentent zouden we er later overheen gooien, na half acht: dan was overal de zon weg. In tegenstelling tot de weersvoorspellingen was het hier namelijk toch ook weer 38 graden en hoewel we er een beetje aan gewend raken beperken we de lichamelijke activiteiten tot het minimum. Na gedane arbeid dronken we bijna anderhalve liter Gatorade en aten we het niet-verse brood dat nog prima smaakte. De plakjes cheddar uit de koelbox waren nat geworden, zodat we vaneen bijzondere versie van de kaasfondue konden genieten. Samen met het hardgekookte ei een degelijke lunch. We hebben het geluk dat we over twee picknicktafels kunnen beschikken, eentje in de schaduw en eentje bij de tent die pas ’s avonds uit de zon staat.

Na de lunch vermaakten we ons een tijdje met de film die zich voor onze ogen afspeelde: twee megagrote RV’s die keer op keer probeerden hun woonmobiel op de goede plek te krijgen. Uiteindelijk ruilden ze van plaats, en toen kwam het goed. Het heeft ongetwijfeld voordelen, zo’n huis op wielen, zeker als het slecht weer is, maar het geeft ook veel meer zorg. Het moet onderhouden, schoongemaakt, gevuld met water en weer geleegd, je moet ergens een stalling hebben als je die niet op eigen terrein hebt en het kost ook nog zo het een en ander aan belasting en reparaties. In Glendale kostte een nacht RV- kamperen $46, hutje mutje naast elkaar, en een tentplek met alle ruimte $20. Thuis gaat die tent weer zo de kast in, klaar. Maar goed, ieder z’n ding.

Zo’n walk in plek is hier altijd veel mooier dan de standaardplekken, je hebt er veel meer ruimte. Hier ook, op het enorme veld van naar schatting 60x60 meter was plaats voor vijf tentjes. In Europa zouden ze er zo een tienvoud geplaatst hebben. Ook fijn: je staat er echt alleen met tentjes waarvan de bewoners van uiteenlopende aard zijn. Een stel ouders met volwassen kinderen in twee piepkleine tentjes, een jong stel, een groep vrijwilligers van het park die gewoon in hun bivakzak sliepen, een stel ouderen (dat waren wij) en een stel zogeheten groenpoepers. Zo noemden wij ze vroeger, van die kampeerders van de oude stempel die alles volgens het paspoortboekje van de ANWB deden. Dat paspoortkamperen bestaat allang niet meer maar het valt te vergelijken met de huidige natuurkampeerterreinen. Bij de kampeerclub waar ik al bijna mijn leven lang lid van ben had je ze ook: het afwasteiltje links in de tent, de brander rechts. Natuurlijk kookte je niet op campinggaz maar op een primus ofwel petroleumbrander. Verlichten deed je met een stormlamp waar later wel lampenolie in kon maar vroeger alleen petroleum. Alsof dat allemaal zo goed was voor het milieu. Tent alleen in schutkleuren evenals je eigen kleding. Tja. Bij de club is dat allemaal allang losgelaten natuurlijk. We kamperen daar zoals we dat zelf willen, alleen moet dat wel met primitieve middelen: je moet het bijvoorbeeld zonder elektriciteit doen en je tuinameublement moet je ook maar thuis laten.

De mensen waar ik het over had droegen allebei dezelfde kleding: lange kaki broek, iets lichter overhemd met lange mouwen en een zonnehoed. We noemden ze Hepie en Hepie. Ze hadden de achterbak van hun auto vol met kisten en plastic bakken. Het afwassen deden ze in twee plastic teiltjes, een gevuld met afwasmiddel en de andere met schoon water waarin alles werd nagespoeld. Naderhand droeg mevrouw die teiltjes een voor een naar het washok om ze leeg te gooien. Van dat afwaswater kan ik me voorstellen, maar dat spoelwater? Daar was de boom naast hun tent vast blij mee geweest. De tent stond in een gazen kooi (nee, geen spelfout). Ze hadden er een partytent met rondom gaas overheen gedrapeerd, dat doe je meestal om de muggen te weren maar ze zaten gewoon buiten aan hun picknickbank te eten. Ach, ieder heeft zo z’n gewoontes.

Eind van de middag reden we naar Torrey, het aangrenzende plaatsje, om te tanken en wat te drinken. Nu was alles er dicht, alleen een fastfoodcafé had de deuren geopend. Bert moest het zonder z’n biertje doen en besloot een beker rootbeer te tappen uit de sodabar. Er waren geen bekers, maar hij meende een automatische uitgifte daarvan te zien. Een druk op de knop en…hij had een hand vol ijsblokjes J

Op de terugweg konden we zo door, op de heenweg hadden we twee keer een kwartier moeten wachten in verband met wegwerkzaamheden. Nu konden we mooi stilstaan om nog wat foto’s bij de ondergaande zon te maken. Bij de tent aten we de kaasjes die we ’s middags gekocht hadden, veel trek hadden we niet in deze hitte. De muilherten deden hun avondronde en daarmee was de dag afgesloten.















dinsdag 6 september 2022

Dag 13 – maandag 4 september: Mexican Hat – Hanksville

Geen seconde. Mochten we voorafgaand aan de reis nog enige twijfel hebben gehad, dan is die nu als sneeuw voor de zon verdwenen (dat kan hier ook niet anders natuurlijk, met zulke temperaturen). Geen seconde spijt dus! Het valt niet uit te leggen, is niet in woorden te vatten hoe schitterend de natuur hier is. Gisteren waren we weer getuige van een paar hoogstandjes, en ook al waren we er meerdere keren geweest, elke keer opnieuw slaat de verwondering over de onovertroffen schoonheid van de kleuren, de rotsformaties, het landschap toe.

Het ontbijt (niet inbegrepen) was standaard maar goed en betaalbaar. Vooral fijn dat je de koffie altijd gratis bijgevuld krijgt. Toen nog onwetend van het feit dat we even later een moord zouden laten plegen door een huurmoordenaar. Lui op het hotelbed gelegen, laptop op schoot, viel mijn oog ineens op iets zwarts op de verder hagelwitte muur. Bij nadere inspectie bleek het een indringer te zijn. Mr. Scorpio had zijn intrek genomen in onze kamer. Terwijl hij er niet eens voor had betaald! Ik vroeg aan een medewerker of hij hem wilde verwijderen, wij wilden die confrontatie zelf niet aangaan. Een onwillige onderhuurder moet je voorzichtig benaderen tenslotte. De man, een zwijgzaam type, aarzelde niet lang en hielp het beest met zijn slipper in een welgemikte mep naar de scorpioenenhemel. De resten veegde hij met een stuk papier van de muur. Zo, klus geklaard.

San Juan Inn

Mr Scorpio

Mexican Hat

Onze eerste gang was naar het Goosenecks State Park. Toen we daar voor het eerst waren had het nog niet die status, sinds een jaar of acht moet je toegang betalen. Maar daar hebben ze dan ook wel wat voorzieningen van aangelegd, zo zijn er nu ‘dry’-wc’s en er zijn picknickbanken geplaatst met daarboven schaduwdaken. Het is werkelijk een feest voor het oog, deze meanderende San Juan River; uniek in de wereld. Onze dochter zei laatst nog dat ze dat vele malen mooier vond dan de Grand Canyon.



We vervolgden onze weg, richting Hanksville. Dat ligt op een uurtje rijden van Capitol Reef waar we morgen twee nachten gereserveerd hebben. Onderweg komen we langs de afslag naar Valley of the Gods, een miniversie van Monument Valley, waar je echter geen toegang hoeft te betalen om evengoed langs net zulke karakteristieke monumenten te rijden. Het is een loopdrive van ongeveer 17 mijl, over een dirt road met veel hoog- en laagverschil. Als het regent of nog nat is van een vorige regenbui kun je er niet doorheen, dan staat er teveel water op de weg. Maar daarvan was nu in het geheel geen sprake, dus toen Bert zei ‘zullen we die nog even meenemen?’ trapte ik op de rem en draaide de loop op. De laatste keer dat we hem reden begonnen we aan de andere kant dus in zekere zin was dit een nieuwe ervaring. En wederom stelde het niet teleur! Persoonlijk had ik wel even met een kleine teleurstelling te maken. We hebben altijd maria-biscuitjes bij ons, voor als we even iets willen knabbelen. Dat zijn niet bepaald tandenbrekers, zelfs een tandeloze baby kan ze door sabbelen wel wegkrijgen. Ik nam een hap en voelde iets hards, dat bij nader inzien de helft van een kroon van een hoektand bleek te zijn. Ja hoor, heb ik weer. En er brak nóg een stuk af. Nu heb ik een vampiertandje maar ik heb er niks aan, want een beetje vampier heeft er natuurlijk twee. Het deed me direct denken aan een schoolreis met onze vierde klassen naar Berlijn. Ik zat nog niet in de bus of hetzelfde gebeurde. Alleen was dat een tand die meer in het zicht zat, zodat ik al die dagen krampachtig probeerde niet te lachen. Wat best lastig is met een groep enthousiaste pubers om je heen (wat ook weer af en toe om te huilen was, maar ‘that’s another story’, kijk voor deze uitdrukking vooral nog eens naar de nog steeds heerlijke film Irma la Douce!). Nou ja, niets aan te doen. Althans, niet de komende weken. We maakten natuurlijk weer vele foto’s, ook een flink aantal door het open autoraampje zodat we even gespaard bleven voor de hitte.






Na al dit moois maakten we ons op voor de rit naar boven. Dat wil zeggen, we moesten om op de 95 te komen eerst via een dirt road met vele haarspeldbochten op de Red House Cliffs zien te komen. Dat gaat vrij steil omhoog, met duizelingwekkende afgronden naast de weg. Dat was precies de reden dat ik zelf reed, met hoogtevrees kun je het beste het stuur zelf in handen houden. Maar het is ook spectaculair, en we hadden onze reis expres zo gepland dat we deze weg konden rijden. Het ging voorspoedig, en toen we eenmaal op het Red Rock plateau waren moesten we eerst een saai, lang en voornamelijk recht stuk overbruggen. Bij de afslag naar de 95 veranderde dat. Je rijdt dan de Glen Canyon in en voor de zoveelste keer vallen je ogen uit je hoofd. Zoiets bijzonders, alsof je op de maan rijdt. Niet dat ik weet hoe dat eruit ziet, maar in mijn fantasie lijkt het hierop. Dat gaat zo door tot aan Hanksville 
toe. Onderweg stopten we bij het uitzichtpunt op Lake Powell, dat nog steeds vrijwel droog staat. De eerste jaren dat we hier waren keken we uit op een spiegelend azuurblauw meer, nu was het een groenige drab waar je hoogstens een van papier gevouwen bootje op los zou willen laten. Bijna hadden we als avondmaal geitenvlees gehad, maar nog net op tijd kon ik op de rem trappen om te voorkomen dat twee geitenbokjes het leven zouden laten onder de auto.

Hier moeten we naar boven!




Lake Powell, of wat er van over is

In Hanksville meldden we ons bij de balie van Duke’s RV park, en hoewel ze geen tentplekken op het gras meer hebben kregen we het toch voor elkaar dat we, omdat het maar voor één nacht was, op het ons vertrouwde grasveld mochten gaan staan. Tenminste, dat dachten we. Toen we later op het kaartje keken waar onze plek op aangetekend stond bleek het te gaan om een piepklein stukje gras, in de volle zon, tussen de in- en uitrit. Alsof je op de vluchtheuvel je tent opzet. Maar toen stonden we allang, met alleen de binnentent vanwege de hitte, lekker in de schaduw op onze oude plek. Het was 41 graden.


In Duke’s Restaurant voorzagen ze ons van ijskoud water in grote mokken met daarbij kleine maisbroodjes. We aten er heerlijk, en ook hier weer aangename prijzen. Voor het kamperen zelf tikten we $20 af. Het werd koeler, en bij het licht van de lantaarn zaten we nog een tijdje buiten. Morgen, in Capitol Reef, zijn de temperaturen wat lager en daar kijken we ook wel naar uit. In onze doorkijktent, dat heb je zonder dak, keken we nog wat naar de sterren. Wat wil een mens nog meer?