Dat er in de 19e eeuw veel goudzoekers naar Amerkia kwamen is bekend. Dat velen van hen berooid van deze tochten terugkwamen ook. Onbegrijpelijk, want het goud ligt hier echt voor het oprapen. Wij haalden het tenminste met handenvol binnen. Figuurlijk dan. De bomen op de hellingen op weg naar Crested Butte waren werkelijk allemaal van puur goud.
We reden via Highway 24 naar Buena Vista waar ze ons bij de Coffee Brown Dog van een uitstekende kop koffie voorzagen. Van afstand leken de bergen gespikkeld doordat het goudgeel van de loofbomen sterk afstak tegen het groen van de groenblijvende naaldbomen. Sprookjesachtig mooi, de intensiteit van de herfstkleuren lijkt veel groter dan we het ooit in Europa gezien hebben. Voornamelijk geel nog, hier en daar al met een lichte neiging naar rood. En dan ook nog zoveel geluk met het weer! We moesten dan ook weer vaak stoppen om foto’s te maken en alles goed in ons op te nemen. Op de foto's komt het lang niet zo goed over maar we doen een poging:
Wat het niet zo prettig rijden maakte waren de fietsers die we onderweg moesten passeren. Er was een groep meiden uit een busje gezet, duidelijk vrij onervaren op de fiets, en die mochten bergafwaarts. Op deze smalle weg, met een hoogstens 50 cm. brede strook ernaast waar zij het stuur recht moesten zien te houden. Wat de meestenn niet lukte, die slingerde van links naar rechts over de streep. Aangezien het ook nog een tweebaansweg betrof was het voor de automobilisten af en toe een hachelijke onderneming. Vooral als er net na de bocht weer een tweewieler opdook en er tegelijk een tegenligger vanaf de andere kant kwam. Dan kon je niet anders doen dan vol in de remmen, wat ook weer gevaarlijk was. Een eind verderop zagen we dat ze bezig waren met de aanleg van een echt fietspad, enkele meters naast de autoweg. Kennelijk is het een bekend probleem hier.
Na Buena Vista doken we de 306 op, de weg over de Cottonwood Pass. Het valt niet te beschrijven, zó mooi was dat. Op de pas zelf konden we, ondanks enkele wolkenvelden, heel ver kijken naar de hoge besneeuwde bergtoppen (boven de 4000 m).
Na het hoogste punt, waar ook de Continental Divide* loopt, reden we verder naar Crested Butte over een onverharde maar heel goede weg. Langs Taylor Lake, ook alweer zo prachtig. In de buurt van Crested Butte veranderde het landschap en was het een groot kleurenfeest. Overal om ons heen die gouden gloed…..
* De Continental Divide is een bergketen dwars door Amerika die fungeert als waterscheiding. Aan de oostkant lopen de rivieren naar de Atlantische Oceaan, aan de westkant naar de Pacific. Het klopt niet helemaal maar wordt wel zo aangeduid.
Crested Butte zelf is een echte wintersportplaats maar in de zomer ook goed voor wandeltochten. Er zijn ontzettend veel trails uitgezet en is dan ook een paradijs voor wandelaars. Het geheel heeft een vriendelijke uitstraling. Neem wel een goedgevulde portemonnee mee, de prijzen zijn niet misselijk over het algemeen.
Op zoek naar een campground vroegen we bij het Visitor Center naar de mogelijkheden. De man ratelde in onverstaanbaar Engels een verhaaltje af waarbij het erop neerkwam dat we wel héél veel geluk zouden moeten hebben om iets te vinden. Vanwege drukte,logisch, nietwaar? De een nog verder weg dan de andere. We reden eerst naar de dichtstbijzijnde, langs de Slate River. Al gauw werd de weg ernaar toe onverhard. Nog wat verderop zat hij vol kuilen en nog steeds niets van een aanwijzing te zien. We waren al ongeveer zes kilometer van het dorp verwijderd. De weg werd slechter en slechter. Bert wilde al omkeren toen ik in de verte iets van een camper zag. Toevallig kwam er net iemand langsrijden dus vroegen we het maar even. Nee hoor, het klopte, gewoon doorgaan en dan de afslag naar links nemen. Even later stopte hij weer om naar ons te roepen ‘And it’s free!’ Het was allemaal waar. Eenmaal naar beneden gehobbeld kwamen we bij een pracht campground aan waar een paar andere kampeerders stonden. Er was geen water maar dat hebben we altijd bij ons. Wel een schoon wc-hokje met genoeg wc-papier voor het hele decennium. Voor de zekerheid hadden ze er ook nog twee losse wc’s, zogenaamde Dixies, neergezet. We zetten de tent neer op een redelijk open plek met uitzicht op de gouden heuvels.
Het was er wel koud! Omdat we nog maar twee houtblokken bij ons hadden zocht ik in andere fire pits naar resthout. Vaak vind je daar nog wel wat, niet iedereen neemt ongebruikt hout mee naar huis. Hier lag echter niet veel. Nou ja, dan maar een klein vuurtje. Ik wilde net weer teruglopen toen ik een soort jeep vlakbij onze plek zag. Was die nou helemaal gek geworden, zo dicht naast ons staan terwijl er een hectare leeg was?? Maar toen ik dichterbij kwam zag ik de mannen van de camper honderd meter verderop, die een hele bak met houtblokken leegstortten naast onze vuurplaats! Ze hadden mij zien zoeken…..Het ging nog verder. Vijf minuten later kwamen ze terug met aanmaakhoutjes, een hele bos, en een fles aanmaker. Ze bouwden vakkundig een vuurstapel en in no time zaten wij heerlijk warm bij een groot vuur. Veel dank aan de mannen uit Oklahoma!
De avond viel vroeg in. Terugkijkend op de dag constateerden we dat dit de mooiste tocht was die we ooit gereden hadden. We warmden een van onze laatste blikjes pastaprut op en kropen met héél veel kleren aan de slaapzak in.
Onze Truus heeft er sinds een paar dagen niet zoveel zin meer in. Ze doet haar mond gewoon niet meer open, ondanks herhaald aandringen van onze kant. Waarschijnlijk heeft ze, zonder aankondiging vooraf, een paar dagen vrij genomen. Wij vakantie, zij ook vakantie tenslotte. Nu moeten wij dus zelf maar zien hoe we de weg vinden. Gelukkig laat het display óók zien hoe we moeten rijden dus perse nodig hebben we haar niet. En er is de ouderwetse wegenkaart die we regelmatig raadplegen. Blijf maar lekker weg Truus, we redden ons prima zonder jou! Here we go!
De weg naar Garden of the Gods was snel gevonden. Het is een piepklein parkje maar beslist de moeite waard. Het stuk land met de bijzondere rotsformaties, aan de rand van Colorado Springs, is ooit aangekocht door een echtpaar dat het weer aan hun kinderen naliet. Zij deden het vervolgens cadeau aan de stad, onder de voorwaarde dat er nooit toegangsgeld gevraagd mocht worden zodat het voor iedereen toegankelijk zou blijven.
Het leuke is dat er nu ook veel gebruik van gemaakt wordt door de plaatselijke bevolking. Mensen wandelen er met kinderwagens of joggen een rondje samen met hun hond. Het is mooi en toegankelijk aangelegd. Maar niet groot, met een uurtje of twee waren we er wel doorheen.
Dan maar naar de stad. Gisteren hadden we aan de behulpzame mensen van het Visitor Center al gevraagd of er iets bijzonders te zien was, iets dat de moeite waard was. Daar deden ze nogal aarzelend over. Achteraf begrijpen we wel waarom: er is niets, maar dan ook vrijwel niets te beleven. Ja, een groot en modern Pioneer-museum. Alleen hadden we daar nu toevallig geen zin in. We beproefden ons geluk daarna in Manitou Springs, dat was een stuk leuker. Wel een beetje blijven steken in het hippie-tijdperk en veel van de obligate wierookwinkeltjes (wat haat ik die geur!) maar ook gezellig.
Het werd nu alweer hoog tijd voor een biertje en omdat we gisteren zo lekker gegeten hadden bij de brouwerij deden we dat maar nog een keertje over. Koken doen we morgen wel weer zelf. Als je ooit in de buurt bent van de Colorado Mountain Brewery: neem vooral een biertje en bezoek ook even de restrooms. Daar serveren ze namelijk papieren handdoekjes; uit een broodrooster.
De buurman van een paar tenten verderop kwam, zoals bijna iedereen hier dat doet, vragen waar we vandaan kwamen. Hij vroeg zich ook af hoe we in vredesnaam al die spullen mee hadden genomen in het vliegtuig. We legden uit dat we ze grotendeels hier aangeschaft hadden en ze weer achter zouden laten bij de kringloop. Daarmee eindigde ons gesprekje op de vroege ochtend. Even later kwam hij terug: Hij wilde ons gasstel wel overnemen! Tja, we gingen nog een week kamperen dus dat ging niet door. Enigszins teleurgesteld droop hij weer af.
We braken snel de tent af en reden richting Colorado Springs. Daar bevindt zich het park Garden of the Gods, en hoewel het heel klein is leek het ons toch de moeite waard nu we min of meer in de buurt zijn. In Walsenburg stopten we voor een korte pauze. Een stadje van niks, heel veel lege panden die deels te koop stonden en deels gewoon overgeleverd waren aan de tand des tijds. Dat gaf het geheel een extra desolate indruk.
We dronken koffie in een klein, hip koffietentje, dat was er dan weer wel. Uitstekende koffie was dat, zo goed hadden we hem nog niet gehad hier. Aldus gelaafd reden we via de snelweg naar het Visitor Center van de tuin der goden. We vroegen aan de baliedames naar kampeermogelijkheden in de omgeving. O help, dat was een moeilijke vraag zeg. Kamperen? In een camper? Nee, in een tent. Een tént? Jazeker. Er werden dikke multomappen tevoorschijn gehaald en iedereen bemoeide zich ermee. Uiteindelijk kwamen ze met een paar campings waarvan ze de telefoonnummers opschreven. Niet dat we daar iets aan hadden, bellen konden we niet. Maar goed, we waardeerden hun intenties natuurlijk zeer en later zochten we in de auto op de AllStays app {aanrader!!}) de adressen op. Bij de eerste, de Garden of the Gods RV Park hadden ze wel plaats. Tegenwoordig vragen we altijd of we eerst mogen kijken. Gelukkig maar, je zou hier nog geen hondenhok neer willen zetten. Achter een groot hek met uitzicht op de snelweg, buurman gezellig naast je kussen zo’n beetje. Wegwezen dus! Bij Lone Duck hadden we meer geluk. Om te beginnen konden we ons geluk beproeven in de gokhal, naast de douches. Een bak vol flipperautomaten en andere gokapparaten. Tot groot plezier van medekampeerders die wanhopig maar met veel doorzettingsvermogen probeerden hun kampgeld terug te verdienen. Zo te zien was de enige die er rijk van werd de campingbaas….Er waren heel veel plekken met ontzettend veel ruimte en we vonden een mooi groot grasveld voor ons alleen. Douches en Wifi inbegrepen. Het was dan weliswaar een beetje een verlopen boel maar we stonden er prima. Omdat we even geen zin hadden in koken gingen we op zoek naar een restaurantje. Eerst vonden we, op aanwijzingen van Tripadvisor, een pizzeria. Die bleek echter alleen nog maar een afhaalpunt te hebben. Doorgereden dus maar richting stad, Colorado Springs. Opeens zag ik een brouwerij en we weten inmiddels dat je daar ook heel goed kunt eten. Dus trapte Bert op de rem en draaiden we de parkeerplaats op. Een schot in de roos! Op een heel gezellig terras hebben we een paar uur gezeten en heerlijk gegeten. Bert z’n biertje erbij, ik m’n glas water. We hebben hier heel duidelijke afspraken over: we gaan nooit met ook maar één druppel alcohol achter het stuur. Ik offerde me graag op, heerlijk om iemand zo van een glas vers gebrouwen donker bier te zien genieten! Morgen maar weer hier eten
Vandaag ging onze laatste week in, week 5. We hebben erg zitten dubben over hoe dit in te vullen. Vanaf morgen wordt het weer in de bergen namelijk aanzienlijk slechter, met regen en erg lage temperaturen. Vooral de combinatie van die twee trekt ons niet erg. Uiteindelijk besloten we toch ons oorspronkelijke plan te volgen en eerst naar de Great Sand Dunes te gaan om dan daar maar weer opnieuw te bekijken wat verstandig is.
In Durango dronken we een kop koffie bij de Franse bakker.Jean Pierre. Aangevuld met een croissantje en een pain chocolat. Ik nam een café au lait die beter te omschrijven viel als een latte macchiato: melk met een drupje koffie. Slappe koffie wel te verstaan. Voor de zoveelste keer erin getuind. De croissants waren groot en machtig. Buikje gevuld dus. Bij het afrekenen kochten we nog een baguette, die voor de verandering eens echt knapperig aanvoelde. Bert diepte wat dollarbiljetten op uit zijn broekzak, bij elkaar ongeveer twintig. Niet genoeg, dacht hij. Tuurlijk wel, dacht ik. Af te rekenen: $27,34….Nog net niet zo erg als de koffie die we in Canada ooit dronken maar toch.
De weg van Durango naar South Fork, de 160, liep dwars door de bergen en was schitterend. Echt een aanrader. Na South Fork werd het vlak en eentonig. Maar ook dat heeft hier z’n bekoring. Om half vier reden we het duingebied binnen. In eerste instantie viel het wat tegen, van afstand.
Een smalle, lage streep lichtbruine zandheuveltjes die afstaken tegen de hoge bergenketen Sangre de Cristo oftewel het bloed van Jezus. Gek, ze waren alles behalve rood, die bergen
...Maar het was natuurlijk een overblijfsel uit de tijd dat de Spanjaarden zich hier vestigden.
Hoe dichterbij we kwamen, hoe duidelijker de duinen zich aftekenden. Als enorme hopen lichtgekleurde cacao strekten ze zich uit aan de voet van de bergen. Eenmaal ter plekke prezen we ons gelukkig dat we deze keuze gemaakt hadden. Wat een schoonheid! Vormen, kleuren, structuren en een prachtige lichtval.
We zetten snel de tent op. De campground had net, met ingang van vandaag, de reserveringsplicht voor loop 2 laten vervallen vanwege het naseizoen. We vonden voor de zoveelste keer – het wordt afgezaagd – een wereldplek met schaduw, niemand in onze buurt en uitzicht op de duinen.
Omdat nu het licht op z’n mooist was gingen we het duingebied in. Even naar die hoge heuvels toelopen. Nou, dat viel tegen. In het mulle zand en onder de brandende zon, ook al stond hij al laag, was het een ware worsteling. Veel verder dan het leek. We kwamen uiteindelijk net tot aan de voet van de eerste duinen maar hielden het toen voor gezien. Van de White Sand Dunes herinnerden we ons dat die vrij makkelijk te beklimmen waren maar die waren ook heel anders van structuur, dat is namelijk geen gewoon zand maar gipszand en vele malen steviger. Je zakt er niet in weg.
Terug bij de tent begonnen we aan de avondmaaltijd. Om het gasstel te pakken moest de auto open, dus zou Bert de autosleutel even uit zijn broekzak pakken. Daar was hij niet. Had ik hem dan? Nee, ook niet. In een jasje misschien? Mis. Nergens te vinden. Het enige wat we zeker wisten is dat hij niet echt weg kon zijn. We waren er immers net mee aan komen rijden? Dan de tent maar overhoop. Nada. In de auto ook niets. De berenbox? Leeg, op wat etenswaren na. Lichtelijk wanhopig werden we. Alles nog maar eens nagezocht met nul resultaat. We wilden net toch maar ons glaasje wijn gaan drinken toen ik nog één keer de berenbox opendeed. Daar lag ook ons vuilniszakje in. Ik keek en zag iets zwarts maar dat leek me iets anders. Toen maar even de hand erin gestoken en ja hoor! Bingo! Bij het uit de auto stappen had Bert wat papiertjes meegenomen om weg te gooien. Daarbij moest ook de autosleutel het ontgelden kennelijk
Na het eten, bij het vuurtje, vielen onze ogen dicht…..om kwart over acht! Met de kippen op stok heet dat.Wij waren niet de enigen, zodra het hier donker is gaan de meeste mensen slapen. Een enkeling blijft nog wat bij het vuur hangen maar daar hoorden wij vanavond in elk geval niet bij.